Spring naar inhoud

Het feest van de Onbevlekte Ontvangenis in de Advent – een meditatie

Op 8 december vieren we het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria, een feest dat steevast in de Advent valt. Onlangs las ik dat de vier weken van de advent, de 4000 jaar symboliseren welke de mensheid, en dan in het bijzonder het volk van Israël, moest wachten en zuchten naar de komst van de beloofde Messias. De Ontvangenis van Maria, de Moeder van de Messias, was dan ook een bijzondere gebeurtenis in die periode van wachten.

Sinds de val van Adam en Eva was iedere mens bevlekt met de erfzonde, en daardoor ook bezoedeld met andere zonden. Het volk van God moest meewerken aan de komst van de Maagd Maria en tenslotte Jezus Christus zelf. Het was pas een kleine 4000 jaar na die zondeval, toen de Heilige Joachim en Anna de heilige Zegen uit de Ark van het Verbond hadden ontvangen, en zonder lichamelijke lust, en dus zonder de erfzonde door te geven, Maria hadden verwekt, dat Gods belofte in vervulling ging, en de komst van de Messias zeer nabij was. Maria was van begin af, van de conceptie af, vervuld van Gods heiligmakende genade, in tegenstelling tot alle andere mensen die zonder die genade, en dus met de erfzonde worden geboren. Maria was de tweede Eva, die de tweede Adam zou baren, de Verlosser. Nergens op aarde was er een volmaakter schepsel dan Maria. Toen God naar de aarde keek, moet Maria als een diamant geweest zijn, een meest zuivere parel, wiens volmaakte gebed van kindsbeen af opsteeg tot voor Gods troon… Zij was van de geboorte af vervuld met God, een gewillig werktuig van God,… Het is heerlijk om daar eens over te mediteren.

Lezen we nog even uit “Maria dwingt de duivel tot bekentenissen” (verkregen tijdens eens exorcisme):

Beëlzebub bekent:

“In de tijd van het begin, met de apostelen, wanneer Zij, de Hoge Moeder, nog leefde, stond Zij in om het ontluiken der Kerk te regelen. Haar werd opgedragen te bidden opdat zij zich naar behoren zou ontwikkelen volgens de Heilige Geest. Zij heeft gebeden opdat de Kerk zich zou ontmaken van het oude, van de mozaïsche wet en de besnijdenis zou ophouden. Want nu was er het Heilig Misoffer.

Hij wordt verder verplicht tot belangrijke onthullingen, niet zonder dikwijls herhaalde bezweringen:

“De Heilige Maagd was tegenwoordig toen de apostelen voor het eerst de Heilige Mis opdroegen. Na de hemelvaart van Christus hoorde de Heilige Maagd altijd de Mis van de apostelen en ontving de Heilige Communie. Hun voorbereiding tot hun Mis duurde vele uren; is er nog één die zó handelt?”

“God, de Heilige Drievuldigheid, heeft ons daar beneden bevolen uit de hel op te stijgen tot in hoger sferen. We werden verplicht dit Schepsel te aanschouwen, of we wilden of niet. We werden verplicht Haar te aanschouwen in Hare bijna volmaakte majesteit. Zulke majesteit en pracht hadden we nooit beleefd; de Heilige Maagd heeft overwonnen, Zij heeft ons overwonnen.

“We schouwden Haar bekleed met de zon, de maan onder Haar voeten, dit is de ondermaanse wereld, en met als vijand, de slang, ons symbool. Wat hebben we God gesmeekt, opdat Zijn Majesteit ons dit zicht zou besparen. We hebben Hem gesmeekt ons onmiddellijk in de hel te storten, zo moeilijk was dit zicht te verdragen! Maar Hij liet ons niet vertrekken, we hebben nog een wijl dit vreselijk visioen moeten onderstaan.”

“Weet ge hoelang we hebben beraadslaagd om dit Schepsel daar Boven te verzwakken of te ontaarden, al was het maar voor een klein part? Doch niets gelukt ons, Zij zegepraalde overal, Zij beheerste alles; gedurende jaren en eeuwen hebben we beraadslaagd om te zien wat we zouden vermogen eens dat Zij daar was. En toen Zij verscheen hebben we haar zelfs niet aanstonds herkend. We hebben wel vermoed dat Zij het kon zijn, zulk buitengewoon Schepsel, zo ongelooflijk deugdzaam, een Schepsel waarop we niet het minste vat hadden. Maar hebben we het niet aanstonds geweten (Hij grolt en zucht met geweld) en niet ingezien wie daarachter schuilde!”

“Ik Beëlzebub en Lucifer hebben de ganse raad opgeroepen. Toen we dan eindelijk geraden hadden dat Zij het echt was, dan hebben we dag en nacht beraadslaagd, lange tijd, om te zien hoe we Haar konden behandelen. Zo hebben we de kundigste tovenaars opgeroepen; we gaven hen bevel Haar schade toe te brengen naar ziel en lichaam, opdat Zij minder sterk zou zijn, dat Haar gebed ons minder noodlottig zou worden en dat Zij zulke macht niet zou kunnen uitoefenen.”

“Want we hadden het wel ingezien dat Zij later de Kerk zou in handen hebben; zelfs Petrus viel Haar te voet wanneer het moest. Zij bezit een onmetelijke macht, want van God was Zij het beminnelijkste en volmaaktste Schepsel; na God, is Zij duizenden en duizenden malen verheven boven elk schepsel, Zij bezit een ongelooflijke volmaaktheid. De tovenaars stelden alles in het werk om Haar kwaad te doen, maar Zij volhardde in het gebed; Zij hield stand. Zij heeft er zich wel rekenschap van gegeven, doch we konden er niet tegen op, want Zij was niet onderworpen aan de erfzonde zoals de andere mensen.”

“Toen zijn we in duivelse woede vervallen, een waanzinnige woede, een woede die alleen de hel kan opbrengen, wanneer we hebben ingezien dat we met verenigde krachten niets vermochten tegen dit onbegrijpelijk Schepsel, door God voorbestemd. Dan hebben we ons op de tovenaars gestort, en vol woede, en het is aan hen dat we het kwaad hebben gepleegd, ze kregen het dubbel van wat ze Haar moesten toebrengen. (hij jankt) Het is voor mij een dolle boete dat, juist ik, verplicht wordt over die zaken te spreken! Laat me met rust, de bezetene is de hartkwaal nabij! We willen niet meer spreken, neen!”

Zolang de aarde bestaat tot het einde der wereld zult ge Haars gelijke niet vinden, en nooit, van het begin der schepping tot in eeuwigheid, moest noch kan Haar iemand evenaren. En Hij daar Boven kon niets afgrijselijker bezinnen, niet meer beschamend, dan ons in hoger sfeer te doen opstijgen om ons dit Schepsel voor te stellen, het was een schrikkelijke nederlaag. We zouden verkozen hebben in het diepste der hel te blijven, midden, het wreedste vuur, om Haar niet te moeten aanschouwen. Ik zou de gemeenste vloeken willen uitbraken… maar Zij laat het niet toe. Nog altijd heb ik die vertoning voor ogen; van dit zicht ben ik waanzinnig. (hij schreeuwt) Het lijkt me van gisteren of zelf van heden, en aan de anderen insgelijks; nu nog trappelen we van razernij.”

“Wanneer we dan terug de toelating tot hellevaart kregen dan hebben we ons vol woede opgesteld de éne tegen de andere; we hebben malkaar mishandeld, want we konden elkaars zicht niet meer verdragen.”

“In die tijd dat Zij ertoe bijdroeg de Kerk vorm te geven, de Kerk door Haar Zoon gesticht, dan was Zij zo diep in gebed verslonden dat de Almachtige Haar blijvend op Zijn Handen zou hebben gedragen, zo intens was Zijn voldoening.”

“Zij verlangde nergens op het voorplan te treden niettegenstaande Zij een machtig schepsel was, dat we zelf erkennen. Zij was en Zij is ver boven ons, ver boven uwe engelen; en dit is geen afstand in mijlen doch een afstand in het oneindige; er ligt een reusachtige afstand tussen Haar en de engelen. Zij verlangde op het achterplan te blijven om de mensen te tonen hoe zij moesten handelen, hoe zij ook nederig hoefden te zijn. Maar de mensen volgen Haar niet, ze verwezenlijken nog geen zandkorreltje van wat zij verwezenlijkte.” “Niettegenstaande hun onmacht en nietigheid verlangen de mensen roem. Zij dus trok zich terug; dit was ons voordeel want zo ontstonden de sekten (gemene lach); deze erkenden dit Schepsel niet. Duizenden sekten zijn ontstaan, sommigen bestrijden Haar hardnekkig tegelijk met de katholieken, alleen omdat dezen het voorbeschikte Schepsel erkennen; ze menen dat Christus op het achterplan gedrongen wordt. Nochtans deed Zij niet anders dan Christus dienen.”

“Door zich terug te trekken leerde Zij de nederigheid en dit was voor ons schade, alleen de katholieken hebben daar kennis van. De apostelen waren wel genoodzaakt hare nederigheid in te zien, op welke buitengewone wijze Zij alles voorzag, hoe erg Zij leed, wat Zij te verdragen en te verduren kreeg. In de Evangeliën wordt Zij veel te weinig in reliëf gezet. Was Zij minder nederig geweest!”

“De Heilige Maagd doet zeggen; Dan wanneer Zij zich altijd gekweten heeft van Haar huishoudelijk werk, het al in nederigheid en tot meerder glorie van God, nooit anders dienende dan de Christus, zo past het volstrekt niet dat iemand zich wil verheffen boven zijn werk en zijn plicht. In het begin van het openbaar leven Christus vergezelde Zij Hem niet, niettegenstaande Haar groot verlangen. Zo groot was de liefde voor Haar Zoon dat het Haar de grootste smart en het hevigste lijden berokkende Hem te laten vertrekken; zodanig was Zij aan Hem gehecht alsof Hij deel maakte van Haar eigen lichaam; slechts in Zijn nabijheid voelde Zij zich gelukkig, maar Zij is thuis gebleven en van dat ogenblik af heeft Zij Hem zelden gezien.”

Met zich aldus te gedragen bewees Zij Hare nederigheid, opdat ook de mensen de nederigheid zouden leren. Heeft Zij ooit aan het altaar of de Mis gediend? Zij hield zich altijd achteruit, Zij het meest verheven en universele Schepsel. Zij is verheven boven alle priesters en kloosterlingen tesamen. Zij is de allergrootste, door God uitverkoren om de Kerk te leiden en om een Teken te zijn, het grote Teken en de Moeder van de Verlosser; Zij is ook de Koningin der engelen. En ondanks, heeft Zij teruggetrokken geleefd in hare huishouding, dit moest men de mensen aan het verstand brengen. Het past de vrouw niet in openbare functies op te treden zoals raadslid van de regering of als doktores in wetenschappen of hoe noemt men dat. Het is niet goed zo te pronken en daarnevens de plichten van huismoeder te verachten.”

“Zelfs de kleinste, de meest nederige dienst van een huisvrouw, welke God en haar huisgezin uit ganser harte dient, weegt zwaarder door dan de meest schitterende en beste voordracht van zulk een vrouw-doktores, zelfs al werd haar redevoering uitgezonden door alle micro’s en opgenomen door alle reporters om in alle kranten te verschijnen. Zulke vrouw staat daar Boven veel minder aangeschreven dan een moeder welke haar dagelijks kruis draagt, hare kinderen goed opvoedt, en die ja zegt als zij een kindje verwacht.”

“De vrouw die zich wil verheffen zal in de Hemel neergehaald worden; integendeel zij die zich vernederen zijn op de goede weg. Zij bekomen voor de huisgezinnen en voor de volkeren, veel meer genaden dan de vrouw die wil uitblinken. Terzelfdertijd is daar de vruchtafdrijving, gevolg van hoogmoed. Men wil niet de klokhen spelen met kinderen op te voeden; men wil uitblinken. Dit is één van de voornaamste redenen dat zoveel kinderen sterven door abortus. Er kunnen moeders in grote nood zijn, men is verplicht hen te helpen door woord en daad, en zij moeten hun zwangerschap ten einde brengen zelfs als het zeer hard valt; zo zullen zij gezegend worden.”

“Maria heeft het laatste avondmaal op mystieke wijze beleefd. Zij was bijna altijd op de hoogte. Zij was voorbestemd om de Kerk te leiden; ook de apostelen waren dat, maar Zij moest daar in grote mate aan medehelpen. Dag en nacht bad Zij geknield voor de apostelen opdat alles goed zou verlopen in de Kerk van Christus.”

Zij was Hem immer gehoorzaam, Zij deed niets anders, zowel in de voornaamste als in de kleinste dingen heeft zij Haar wil aangepast. Ja, meer deed Zij nog dan Christus strikt van Haar eiste. O, wat heeft Zij in Haar grote deugd niet volbracht! Zelfs meer dan men daar Boven verwachtte!

Paus Pius IX heeft op 8 december 1854 het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis afgekondigd, 4 jaar vóór de verschijningen te Lourdes, waar Maria bij de laatste verschijning zelf verklaarde aan Bernadette: “Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”, waardoor de dorpspastoor de echtheid van de verschijningen uiteindelijk erkende.

Bron: MEYER B., Maria dwingt de duivel tot bekentenissen, 1975

1 reactie »

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.