Onze Redder Jezus Christus
Jezus Christus, de Zoon van God, de Messias, is gekomen om ons te verlossen van onze zonden en ons te redden van de verdoemenis in de Hel. Door Zijn oneindig lijden dat Hij heeft doorstaan heeft Hij geboet voor onze zonden en ons verzoend met God. Wij kunnen enkel tot God de Vader komen door Jezus. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Wie in Hem gelooft zal eeuwig leven.
Trailer van de film: “The Passion of the Christ”, gebaseerd op o.a. de visioenen van de Zalige A.K. Emmerick over het Lijden van Jezus:
Relikwieën van Zijn Lijden
De Lijkwade van Turijn
De Lijkwade wordt beschouwd als één van de belangrijkste relikwieën van het Christendom. Het toont het Lichaam van Christus die gekruisigd is. De kruiswonden, de wonden van de doornenkroning, de geselwonden, en de wonde aan Zijn zijde, zijn er allemaal perfect op te zien. Het bestaan ervan wordt gedocumenteerd sinds de 6de eeuw, toen het werd vereerd in Edessa, Syrië. Volgens de overlevering bracht de Apostel Judas Thaddeus het naar de Noord Syrische stad om het te beschermen tegen koning Abgar V, de eerste koning in de geschiedenis die het christendom omarmde en gedoopt werd door de apostel. In 944 werd het naar Constantinopel gebracht. In 1014, tijdens de 4e kruistocht, werd het gestolen uit het Koninklijke kapel in het paleis, door de Franse ridder Othon de la Roche en via Athene naar Frankrijk gevoerd. Sinds 1357 werd het vereerd in in Lirey/Champagne, waarna het in Chambéry terecht kwam. Vervolgens werd de Lijkwade naar Turijn in Italië gebracht door de Savoy Dinastie, in 1598. Sindsdien is het niet meer verhuisd. Het werd voor het laatst in 2010 tentoongesteld toen Paus Benedictus Turijn bezocht en ervoor neer knielde en bad.
Recent onderzoek door wetenschappers van de universiteit van Padua in 2013, weerlegde de bevinding van 1988 dat het een middeleeuwse namaak was, en toonde duidelijk aan dat de Lijkwade wel degelijk 2000 jaar oud is, dat deeltjes aarde overeenkwamen met de aarde van het Heilig Land, en dat de bloedsporen echt bloed zijn. De afbeelding werd er volgens de wetenschappers door zeer hoge straling als het ware op gebrand. Hoe dat gebeurd is, kunnen ze niet uitleggen.
Deze laatste bevinding komt ook exact overeen met wat de Zalige Anna Katharina Emmerick in 1820 in een visioen zag over de Lijkwade. Zij vertelde daarover het volgende:
“Toen zij nu allen geknield rondom het lichaam geschaard waren om het een laatst vaarwel te zeggen, deed zich onder hun ogen een aangrijpend wonder voor. Het heilig lichaam van Jezus vertoonde zich met al zijn wonden in zijn ganse gestalte bruinrood afgebeeld op de oppervlakte van de doek die het bedekte. Het scheen dat Jezus hun hiermee hun liefdevolle zorg, hun toewijding, hun medelijden en tranen wilde belonen en hun zijn beeltenis dooralle zwachtels en kruiden heen, uit dank wilde nalaten, geprent in die doek. Wenend en weeklagend omarmden zij het heilig lichaam en kusten zij die wonderbare afbeelding. Hun verbazing was zo groot, dat zij de doek weer openvouwden, maar ze werd nog groter, toen zij tot de bevinding kwamen dat de andere windsels om het lichaam onveranderd wit gebleven waren en de gestalte des Heren slechts op de bovenste doek afgetekend was. Het gedeelte van de doek waarop het lijk neerlag, droeg de afbeelding van geheel Jezus rugzijde; het gedeelte dat over het lijk heengeslagen was, vertoonde de voorzijde van zijn Lichaam.”
Reconstructie van het Gelaat van Jezus op basis van de Lijkwade:
In 1978 heeft een onderzoeksteam van de NASA de toestemming bekomen om de Lijkwade van Turijn te onderzoeken op een toen vooruitstrevende wijze. De wetenschappers van de NASA zijn gespecialiseerd in microchemische analyse, interpretatie van vliegtuig- of satellietopnamen en fotometrie tot het maken van geografische reliëfkaarten, zoals van het maanoppervlak en de van de aarde. Deze technieken hebben ze aangewend bij de Lijkwade van Turijn om aldus een 3D fotografie te bekomen. Gedurende deze experimenten controleerde men de resultaten en maakte men een positief van het beeld, dat zich zoals bekend, als een fotografisch negatief op het heilig Doek bevindt.
In recente jaren zijn door verbeterde 3D-technieken nieuwe pogingen ondernomen om het gelaat van Christus te “reconstrueren.”
Kruisrelieken
Op diverse plaatsen in de wereld bevinden zich ook relikwieën van het H. Kruis en de doornenkroon.

Kruisreliekwie in de schatkamer van de H. Grafkerk te Jeruzalem
Helena, de moeder van Constantijn de Grote, kwam in het jaar 326 naar Jeruzalem, om aldaar de HH. Plaatsen te vereren, en het H. Kruis, dat het voornaamste werktuig was van onze verlossing, weder te vinden. De afgodentempels waren weliswaar afgebroken, doch overgrote puinhopen bedekten de Calvarieberg. Helena deed dezelve wegruimen, en beval diepe opdelvingen te doen. Na langen arbeid, ontdekte men eindelijk drie kruisen van gelijke grootte, en niet ver vandaar het opschrift, dat Pilatus aan het Kruis van Christus had doen hechten. Daar men nu niet wist welke dezer drie het ware Kruis van de Zaligmaker was, had de H. Macarius, toen bisschop van Jeruzalem, vurig de Heer gebeden om het ware te mogen kennen. Hij deed de kruisen tot een vrouw brengen die zeer ziek lag, en haar, terwijl hij bad, met elk der drie kruisen aanraken. Bij het opleggen van het eerste en van het tweede, bekwam men geen beterschap. Doch, bij het aanraken van het derde gebeurde er een mirakel! De vrouw, die bijna zieltogend was, opende hare ogen, voelde zich gans genezen, stond op en dankte de Heer. Om aan gans de bevolking van Jeruzalem te bewijzen dat men het ware Kruis ontdekt had, nam men nog een andere proef. Men raakte er een dode mee aan, die zich aanstond oprichtte, en van zijn lijkdoeken ontbonden, onder de verbazende volksmenigte rondwandelde. Het ware Kruis was gevonden, werd met veel geestdrift vereerd en de H. Kerk stelde het feest der “H. Kruisvinding” in.
Omtrent driehonderd jaar later (in 614 of 615), onder de Griekse keizer Heraclius, vielen de Perzen in Palestina, veroverden Jeruzalem en sleepten duizenden Christenen, en met hen de Patriarch Zacharias, in de gevangenis. Het H. Kruis door de Patriarch, bij het naderen van de vijand, in een kist gesloten en met veel zorg verzegeld, werd ook door die barbaren weggevoerd. Na veertien jaar gelukte het keizer Heraclius over de Perzen te zegepralen en volgens het vredesverbond, moest benevens de overlevende gevangenen ook het H. Kruis teruggeschonken worden. Zacharias, die dan ook zijn vrijheid bekwam, onderzocht de kist en zag tot zijn grote verwondering dat de zegels van de Kerk, die hij er veertien jaar eerder had opgedrukt, onverbroken gebleven waren. De keizer wilde zelf de eer hebben het H. Kruis op zijn voormalige plaats terug te dragen. Daartoe legde hij zijn kroon en zijn purperen mantel af, ontschoeide zijn voeten en verwisselde zijn kleren die van juwelen en edelstenen glinsterden, tegen een grof pelgrimsgewaad, en processiegewijs droeg hij barvoets het H. Kruis naar de Calvarieberg, bracht het in de kerk en reikte het over aan de Patriarch, die het na een plechtige dienst het op de daartoe bestemde plaats terug stelde. De Kerk heeft de gedachtenis van dit feest onder de naam “H. Kruisverheffing” tot hedendaags toe gevierd.
Het kruis werd door Helena gedeeld; een deel bleef in Jeruzalem en twee andere delen schonk zij aan Constantinopel en Rome. Vooral vanaf de kruistochten ontstond een grote verspreiding van Kruisrelieken en aansluitend werd het feest van de Kruisverheffing gevierd op de plaatsen waar de relieken terechtkwamen.
De oorsprong van het jaarlijks feest van de Kruisverheffing gaat terug tot de kerkwijding van de basiliek van het Heilig Graf in Jeruzalem op 13 september 335. Deze kerk werd gebouwd in opdracht van Helena, op de plaats waar het lichaam van Christus tussen kruisdood en verrijzenis was te rusten gelegd, meer bepaald op de plaats van de gevonden grafkelder, achter Golgotha.
De kruistitel is het bordje dat boven het kruis hing en waarop in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn stond: Jezus van Nazareth, Koning van de Joden.
Het bovenstaand relikwie is slechts een stuk daarvan, er is nog een ander gedeelte dat zich in een andere kerk in Jeruzalem bevindt. Dit fragment bevindt zich in Rome. Het werd van 1997 tot 1999 onderzocht door 7 Israëlische wetenschappers en experts op gebied van Hebreeuwse, Griekse en Latijnse paleografie. Ze kwamen allen tot de conclusie dat dit geen middeleeuwse namaak was, maar te dateren was tussen de 1ste en de 3de eeuw na Christus. Het werd, zoals indertijd gebruikelijk was, in alle drie de talen van rechts naar links geschreven.
Verschillende kleine Kruisrelikwieën, met een splintertje van het H. Kruis, werden omstreeks eind de jaren 1700 werden verspreid en op hetzelfde tijdstip van het groter fragment genomen.
Eén van deze relieken is bij mij aanbeland en deze site werd vernoemd naar het opschrift op het voetstuk: O Crux Ave Spes Unica – Gegroet O Kruis Onze Enige Hoop.