Spring naar inhoud

CATECHESE: 1ste gebod: “Bovenal bemin één God” – Over de Ketterij

Index van de verboden boeken – door Benedictus XIV. Links ziet men een prent waarbij ketterse boeken en geschriften, die een gevaar voor het geloof betekenen, worden verbrand.

21ste Les, Mech. Cat. – Gepredikt op de Xde zondag na Sinksen

De tweede soort van ongelovigheid is het jodendom; wij menen dat het niet nodig is daarover te spreken, daar de geschiedenis van de Joden ons genoeg bekend is door het ganse leven van onze Zaligmaker. Ik wil enkel enige woorden zeggen over de derde soort van ongelovigheid, de ketterij, die zeker de gevaarlijkste en tevens ook de gemeenste is in onze dagen. Zoals de Zaligmaker gezegd heeft: Het is nodig dat er ergernissen komen; zo heeft de grote Apostel met veel waarheid geschreven: ingezien de krankheid en de boosheid van de mens, is het noodzakelijk dat er ketterijen wezen. En inderdaad, de geschiedenis leert ons dat er, vanaf het leven der Apostelen, reeds erge dwalingen tegen het geloof ontstonden; zelfs dat de Apostel Johannes zijn Evangelie geschreven heeft rechtstreeks tegen de ketters van zijn tijd, die de Godheid van Jezus Christus loochenden; Zo zijn er ten allen tijde geweest, maar misschien is de ketterij nooit zo algemeen geweest als in onze tegenwoordige tijd. Het is niet meer het één of het ander punt van onze godsdienst dat men loochent, maar men verwerpt gans de goddelijke Openbaring. Het rationalisme, het liberalisme en het socialisme zijn anders niets, dan een grote en verderfelijke ketterij.

I. Wat zijn ketters in het algemeen?

Ketters zijn mensen “die onder de naam van Christenen, met hardnekkigheid een vervalste leer van Christus volgen”.

1° De ketter, in de ware zin van het woord, is een christen, aangezien hij het H. Doopsel ontvangen heeft, en daar dit Sacrament een altijddurend merkteken in de ziel prent, blijft de ketter een christen.

2° Daarenboven is het niet genoeg te dwalen nopens een punt van het geloof, uit onwetendheid of uit eenvoudigheid, maar men moet in deze dwaling hardnekkig zijn, namelijk: zich niet willen onderwerpen. En dit is het kenteken, van al de vroegere en hedendaagse ketters, bij zoverre dat er een spreekwoord zegt: “Zo hard gelijk een ketter.” Ongelovigen zal men makkelijk bekeren, maar een ketter niet.

3° Een ketter volgt de vervalste leer van Christus, niet enkel omdat hij dwaalt over het één of ander punt, er enkele verwerpt en andere aanvaardt, maar omdat hij de beweegredenen van het geloof vervalst. Waarom immers geloven de Katholieken? Zij geloven omdat God de onfeilbare Waarheid is, en dat de H. Kerk, die alléén door Hem is aangesteld geweest om ons te onderwijzen in zijn goddelijke leer, niet kan falen of dwalen; terwijl een ketter enkel gelooft volgens zijn eigen goeddunken. Het onfeilbaar woord van God, de onfeilbare voorstelling van de H. Kerk, slaat hij in de wind, om de punten van onze Godsdienst te aanvaarden of te verwerpen, volgens dat hij die door zijn eigen verstand begrijpt of niet begrijpt.

De grootste boosheid van de ketter bestaat hierin dat hij, door de leer van de H. Kerk te verwerpen, de onfeilbaarheid van de Kerk loochent; en door deze te loochenen, ook de onfeilbaarheid van God zelf verwerpt, die tot ons door de mond van zijn H. Kerk spreekt.  Ziedaar wat een ketter is in het algemeen.

II. Welke mensen in het bijzonder, maken zich aan ketterij schuldig?

1° Maken zich aan schuldig aan ketterij: diegene die wetens en willens een punt loochenen van het Geloof dat door de H. Kerk voorgehouden wordt als door God geopenbaard; bijgevolg zijn ketters diegenen die zeggen: bvb. dat er geen God, geen Hemel of geen Hel bestaat; die loochenen dat O.L.Vrouw onbevlekt ontvangen is; die niet willen aanvaarden dat de Paus onfeilbaar is wanneer hij, als Opperhoofd der H. Kerk, iets leert (ex cathedra) nopens het geloof of de zeden; die zeggen dat buiten het Sacrament van het huwelijk nog een ander wettelijk huwelijk te vinden is, enz…

2° Maken zich schuldig aan ketterij: diegenen die vrijwillig twijfelen aan enkele punten van het geloof. Ik spreek hier niet van de mensen die een nauwgezet geweten hebben, of ook niet van onwetenden die niet voldoende onderwezen zijn; maar wij spreken van mensen die een vrijwillige twijfel hebben over een punt dat zij zeker weten door de H. Kerk voorgehouden te zijn. Het is het geval met hem die zou twijfelen of de ziel onsterfelijk is, of er een ander leven is, of Christus waarlijk tegenwoordig is in het Allerheiligste Sacrament., enz.

3° Zij maken zich ook schuldig aan ketterij: die zich in gevaar stellen het Geloof te verliezen door het lezen van goddeloze boeken of door het verkeer met ongelovige mensen.

a) De slechte boeken zijn de grootste oorzaak van de hedendaagse ongodsdienstigheid en verlies van het geloof. De ongelukkige koning Lodewijk XVI zag, in zijn gevangenis, de portretten van Voltaire en Rousseau: “Deze beide mannen,” zei hij, “hebben Frankrijk ten gronde gebracht.” Men vertelt dat de Arabische wijsgeer Averrhoës, gehoord hebbende dat men in Cordova tien goudstukken gaf voor één slecht boek, en slechts één voor een godsdienstig, met droefheid uitriep: “Cordova, mijn vaderland, is verloren, want Cordova, mijn vaderland, is bedorven!” God gave dat wij nooit moesten uitroepen: “België, ons vaderland, is verloren, want België, ons vaderland, is bedorven door het lezen van slechte boeken en dagbladen!”  (helaas is het toch zo, nvdr).

b) Niet enkel moeten wij vermijden slechte boeken of gazetten te lezen, maar wij moeten ook de slechte mensen vluchten. Wij weten dat men het verkeer met ketters naarstig moet schuwen, in het bijzonder in kerkelijke zaken; daarom zal ik u hier indachtig maken dat het streng verboden is, al ware het slechts uit nieuwsgierigheid, in de ketterse predicaties of diensten tegenwoordig te zijn (bvb. een “dienst” van de Jehova’s getuigen bijwonen).

God gave dat er tegenwoordig maar zulke ketters bestonden, die een andere godsdienst volgen. Maar helaas, er zijn andere die meer te vrezen zijn, namelijk die schijnen lid van de H. Katholieke Kerk te blijven, om des te gemakkelijker “de zielen van uw kinderen”, zoals zij zelf gezegd hebben, “aan de Kerk te kunnen ontrukken.” Let dus goed op, lieve ouders, om uw kinderen niet in het gevaar te stellen de kostbare gave van het Geloof te verliezen. Amen.

Uit: Sermoenen van Kannunik d’Hoop, Pastoor-Deken van O.L.V. (St.-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900


Imprimatuur:

Wij geven volgaarn onze goedkeuring aan de grondige en stichtende sermoenen van wijlen de ieverigen en geleerden heer Deken Kannunik V. d’Hoop, en wij bevelen ze der geestelijkheid van ons bisdom ten zeerste aan.

Gent, 4 april 1900.

+ Antonius, Bisschop van Gent

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: