Spring naar inhoud

E.H. Pagliarani over de titels ‘Medeverlosseres’ en ‘Middelares van alle genaden’ van Onze Lieve Vrouw

Hieronder een lezenswaardig interview omtrent de twee titels van de H. Maagd die recent door het Vaticaan in werden verworpen.

Op 4 november jongstleden is een document van het Dicasterie voor de Geloofsleer (hierna “DDF” genoemd) gepubliceerd onder de titel Mater Populi fidelis, waarin het gebruik van bepaalde titels die traditioneel aan de Heilige Maagd worden toegekend, wordt beperkt. Wat was uw eerste reactie hierop?

Eerwaarde Davide Pagliarani: Ik geef toe dat ik geschokt was. Hoewel paus Leo XIV al had aangegeven dat hij de lijn van zijn voorganger wilde voortzetten, had ik niet verwacht dat een Romeins Dicasterie een document zou publiceren dat het gebruik van de betekenisvolle titels die de Kerk traditioneel aan de Maagd toekent, zou beperken. Mijn eerste reactie was om een boetemis te vieren voor deze nieuwe aanval op de Traditie en, bovendien, op de allerheiligste Maagd Maria. 

In feite wordt niet alleen het gebruik van de titels “Medeverlosseres” en “Middelares van alle genaden” in twijfel getrokken, het is de traditionele betekenis van deze titels die wordt vertekend. Dat is nog veel ernstiger, want het ontkennen van deze waarheden komt neer op het onttronen van de allerheiligste Maagd, en dat raakt de katholieke ziel in haar diepste wezen. De allerheiligste Maagd vertegenwoordigt namelijk, samen met de heilige Eucharistie, het kostbaarste geschenk dat Onze-Lieve-Heer ons heeft nagelaten.

Wat heeft u het meest geschokt?

Allereerst het feit dat het gebruik van de term “Medeverlosseres” als “altijd ongepast” wordt beschouwd, wat in de praktijk neerkomt op een verbod. De reden die hiervoor wordt gegeven is de volgende: “Wanneer een uitdrukking talrijke en voortdurende uitleg vereist om te voorkomen dat zij afwijkt van de juiste betekenis, bewijst zij het geloof van het volk van God geen dienst en wordt zij hinderlijk.1

We hebben hier echter niet te maken met een exotische term die door een zieneres na een twijfelachtige verschijning is voorgesteld, maar wel degelijk met een uitdrukking die de Kerk al eeuwenlang gebruikt en waarvan de exacte betekenis duidelijk door theologen is vastgesteld. Bovendien hebben verschillende pausen deze uitdrukking gebruikt. Het is paradoxaal dat Johannes Paulus II zelf deze titel meerdere keren heeft gebruikt. In zijn leer definieert de heilige Pius X heel duidelijk de grondslag en de reikwijdte van de medeverlossing van Onze-Lieve-Vrouw, ook al gebruikt hij niet rechtstreeks deze term, maar die van “herstelster van de gevallen mensheid”.

Wat zegt hij precies?

In zijn Mariale encycliek Ad diem illum (2 februari 1904) behandelt de heilige Pius X rechtstreeks en heel duidelijk de medeverlossing en zelfs de universele bemiddeling van Maria. Laten we hem aan het woord laten:

“En toen het laatste uur voor Jezus was aangebroken, zag men de Maagd “bij het Kruis staan, ongetwijfeld gegrepen door de gruwel van het tafereel, maar toch gelukkig dat haar Zoon zich opofferde voor de redding van de mensheid, en bovendien zozeer deelhebbend aan Zijn pijn dat het haar, als dat mogelijk was geweest, oneindig veel liever was geweest om Zijn lijden op zich te nemen2”.

Het gevolg van deze gemeenschap van gevoelens en lijden tussen Maria en Jezus is dat Maria “het volkomen legitiem verdiende om de herstelster van de gevallen mensheid te worden3” en daarmee de uitdeelster van alle schatten die Jezus ons door Zijn dood en Zijn bloed heeft verworven. Men kan natuurlijk niet zeggen dat het uitdelen van deze schatten niet een eigen en bijzonder recht van Jezus Christus is, want zij zijn de exclusieve vrucht van Zijn dood, en Hijzelf is van nature de bemiddelaar tussen God en de mensen. Vanwege de reeds genoemde gemeenschap van pijn en angst tussen de Moeder en de Zoon, werd deze verheven Maagd echter aangewezen om “naast haar enige Zoon de zeer machtige bemiddelaarster en voorspreekster van de hele wereld te zijn4”.

De bron is dus Jezus Christus: “uit wiens volheid wij alles hebben ontvangen5”; “door wie het hele lichaam, verbonden en samengevoegd door de verbindingen van de communicatie, de groei van het lichaam ondergaat en zich opbouwt in liefde6”. Maar Maria is, zoals de heilige Bernardus terecht opmerkt, het “aquaduct7”; of, zo men wil, dat middelste deel dat het lichaam met het hoofd verbindt en de invloeden en werkingen van het hoofd op het lichaam overbrengt. We bedoelen hiermee de hals. Ja, zegt de heilige Bernardinus van Siena, “zij is de hals van ons Hoofd, waardoor deze alle geestelijke gaven aan Zijn Mystieke Lichaam doorgeeft8”.

Het is dus duidelijk dat wij de Moeder van God geenszins een genade voortbrengende kracht toeschrijven, een kracht die alleen aan God toebehoort. Niettemin, omdat Maria iedereen overtreft in heiligheid en eenheid met Jezus Christus, en omdat zij door Jezus Christus betrokken is bij het verlossingswerk, verdient zij ons de congruo, zoals de theologen zeggen, wat Jezus Christus ons de condigno heeft verdiend, en is zij de hoogste dienares van de genadeschenking. “Hij, Jezus, zit aan de rechterhand van de goddelijke majesteit in de verhevenheid van de hemelen.9” Zij, Maria, staat aan de rechterhand van haar Zoon, “een zo zekere toevlucht en zo’n trouwe hulp tegen alle gevaren, dat men niets te vrezen heeft, nergens aan hoeft te wanhopen onder haar leiding, onder haar toezicht, onder haar patronage, onder haar bescherming1011.”

Dit citaat is weliswaar lang, maar het bevat de antwoorden op de conclusies die in de leerstellige nota van het DDF worden geformuleerd. Overigens moet worden opgemerkt dat deze encycliek van Pius X alleen in een voetnoot aan het einde van de tekst wordt vermeld, maar nooit wordt geciteerd. De reden hiervoor is duidelijk: ze is niet verenigbaar met de nieuwe theologische koers.

Maar wat is volgens u de echte reden waarom het DDF het concept van medeverlossing nu als “altijd ongepast” beschouwt?

De reden is in de eerste plaats oecumenisch. Men moet goed begrijpen dat het begrip medeverlossing, net als dat van universele bemiddeling, absoluut onverenigbaar is met de protestantse theologie en geest. Deze begrippen waren al tijdens het Concilie terzijde geschoven, na een verhit debat, terwijl een deel van de concilievaders vroeg om de universele bemiddeling als geloofsdogma te verklaren.

Deze door oecumene geïnspireerde afzijdigheid heeft tot een rampzalige afname van het geloof geleid. Als men namelijk niet regelmatig herinnert aan de traditionele leer over de allerheiligste Maagd, raakt men die uiteindelijk kwijt. Met andere woorden, de opstellers van dit document zijn er echt van overtuigd dat het hier om termen gaat die gevaarlijk zijn voor het geloof. Dat is rampzalig. 

De tekst herhaalt voortdurend dat de allerheiligste Maagd op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan de uniciteit en centraliteit van de bemiddeling van Onze-Lieve-Heer en Zijn unieke rol als Verlosser. Deze bezorgdheid lijkt bijna pathologisch, een soort spirituele paranoia, die onverklaarbaar is voor een katholiek. Inderdaad, geen enkele gelovige die onderricht is in de waarheden van het geloof, die zijn toevlucht neemt tot de allerheiligste Maagd en zich door haar laat leiden, kan het risico lopen haar te veel te vereren ten koste van Onze-Lieve-Heer. De mariale devotie, verlicht door het geloof, heeft maar één doel: ons in staat stellen dieper door te dringen in het mysterie van Onze-Lieve-Heer en de Verlossing. Tot aan het Concilie werd dit goed begrepen – en in praktijk gebracht. We hebben hier te maken met een vicieuze cirkel die grenst aan het absurde: we worden gewaarschuwd voor een vermeend misbruik om een doel te bereiken, terwijl dit middel ons juist voor dat doel is gegeven.

Denkt u dat oecumenische bezorgdheid de enige reden is voor deze stap van het Vaticaan?

Ik denk dat er nog een andere reden is. De uitdrukkingen die in het Romeinse document worden veroordeeld, houden rechtstreeks verband met het mysterie van de Verlossing en de genade die daaruit voortvloeit. Tragisch genoeg is het begrip Verlossing vandaag de dag niet meer hetzelfde. De begrippen “zoenoffer voor onze zonden” en “verzoenend offer voor de goddelijke gerechtigheid” worden namelijk steeds meer losgelaten. Men aanvaardt niet langer het idee van een offer dat aan God wordt gebracht om Zijn gerechtigheid te sussen. In de moderne opvatting hoeft Onze Heer niet werkelijk verdiensten te verwerven, noch genoegdoening te geven voor onze zonden, noch een zoenoffer te brengen, want de barmhartigheid van God verandert niet tegenover de werkelijkheid van de zonde van de mens: zij is onvoorwaardelijk. God vergeeft altijd, uit louter vrijgevigheid.

Daarom is Onze Heer Verlosser in een geheel nieuwe zin: Zijn dood is niets anders dan de ultieme en hoogste openbaring van die barmhartige liefde van de Vader12. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze vervorming van de Verlossing onvermijdelijk leidt tot een fundamenteel onvermogen om te begrijpen hoe en waarom de Maagd door haar lijden hiermee verbonden zou kunnen zijn. 

In dit verband bevat de tekst van het DDF een veelzeggende waarschuwing: “Titels en uitdrukkingen die verwijzen naar Maria en haar voorstellen als een soort ‘bliksemafleider’ voor de gerechtigheid van de Heer, alsof Maria een noodzakelijk alternatief is voor de ontoereikende barmhartigheid van God, moeten worden vermeden.13

Laten we terugkomen op het begrip “medeverlossing”. Waarom vindt u dat zo belangrijk?

Het is in de eerste plaats de uitdrukking van een homogene ontwikkeling van het katholieke dogma en werd beschouwd als een gemeenschappelijke theologische conclusie, of zelfs, voor sommigen, als een waarheid die als geloofsdogma kon worden gedefinieerd. Het vindt zijn oorsprong in het Evangelie zelf en geeft de exacte reikwijdte weer van de associatie met het verlossingswerk die Onze-Lieve-Heer voor zijn Moeder heeft gewild. 

Het gaat hier niet om een parallelle verlossing, noch om iets dat aan het werk van Onze-Lieve-Heer zou worden toegevoegd, zoals een bepaalde karikatuur ons ten onrechte wil doen geloven. Het gaat gewoonweg om een volstrekt unieke opname in het werk van Christus, zonder enig equivalent, die Onze-Lieve-Vrouw haar eigen plaats toekent en daaruit de nodige consequenties trekt.

Welke gezaghebbende argumenten gebruikt de tekst van het DDF?

Deze theologische nota citeert het ongunstige advies van kardinaal Josef Ratzinger, die vond dat het begrip medeverlossing onvoldoende verankerd was in de Heilige Schrift. We mogen echter niet vergeten dat kardinaal Ratzinger zelf op het gebied van de verlossing niet-traditionele theorieën aanhing14.

Maar de nota is vooral gebaseerd op het gezag van paus Franciscus. Laten we zijn woorden, zoals ze in de tekst worden geciteerd, nog eens herhalen: “Maria ‘heeft nooit iets van haar Zoon voor zichzelf willen nemen. Ze heeft zich nooit als Medeverlosseres voorgesteld. Nee, een discipel’. Het verlossingswerk was volmaakt en behoeft geen toevoeging. Daarom ‘wilde de Maagd geen enkele titel van Jezus verkrijgen […]. Ze heeft niet gevraagd om zelf een quasi-verlosseres of Medeverlosseres te zijn: nee. Er is maar één Verlosser en die titel kan niet worden gedeeld’. Christus ‘is de enige Verlosser: er zijn geen medeverlossers naast Christus’.15

Deze woorden zijn bedroevend. Ze zijn een karikatuur van de ware redenen waarop de medeverlossing is gebaseerd. Laten we gewoon zeggen dat het er niet om gaat wat Onze-Lieve-Vrouw zou hebben gewild – dat zou belachelijk zijn. Het gaat erom te erkennen wat de goddelijke Wijsheid haar heeft gegeven en van haar heeft gevraagd te zijn: in het unieke werk van de Verlossing werd haar gegeven om voor ons een passende genoegdoening te bieden, terwijl Jezus Christus voor ons in strikte gerechtigheid genoegdoening bood; vanwege haar volmaakte liefde en haar unieke eenheid met God werd haar gegeven om voor ons te verdienen wat Onze-Lieve-Heer in strikte gerechtigheid heeft verdiend.

Is er een verband tussen medeverlossing en bemiddeling van alle genaden?

Het is duidelijk dat er een verband bestaat tussen deze twee begrippen: om die reden wordt ook de titel “Middelares van alle genaden” in twijfel getrokken, omdat het gebruik ervan nu als gevaarlijk wordt beschouwd en dus sterk wordt afgeraden, zoals we verderop in meer detail zullen zien.

Vanwege de associatie van Onze-Lieve-Vrouw met het werk van de Verlossing, en omdat zij ons ook, zij het op een andere titel, alles heeft verdiend wat Onze-Lieve-Heer ons heeft verdiend, is zij door Onze-Lieve-Heer zelf aangesteld als Uitdeelster van alle aldus verdiende genaden. Dit blijkt uit onderzoek van de traditionele theologie en uit het leergezag van de heilige Pius X, waarnaar we zojuist hebben verwezen. 

Uiteraard ontkent deze leerstellige nota niet dat de heiligen en de allerheiligste Maagd verdiensten kunnen verwerven. Maar impliciet stelt zij de universele en noodzakelijke bemiddeling van Maria bij de uitdeling van genaden ter discussie16: “In de volmaakte onmiddellijkheid tussen de mens en God bij de mededeling van de genade kan zelfs Maria niet tussenbeide komen. Noch de vriendschap met Jezus Christus, noch de inwoning van de Drie-eenheid kan worden opgevat als iets dat tot ons komt door Maria of door de heiligen. In ieder geval kunnen wij zeggen dat Maria dit goed voor ons verlangt en het samen met ons vraagt17. […] Alleen God rechtvaardigt; alleen de Drie-eenheid. Alleen Hij verheft ons om de oneindige ongelijkheid te overwinnen die ons scheidt van het goddelijke leven, alleen Hij brengt Zijn trinitaire inwoning in ons tot stand, alleen Hij komt in ons binnen, transformeert ons en laat ons delen in Zijn goddelijke leven. Het is geen eer voor Maria om haar enige bemiddeling toe te schrijven in de voltooiing van dit uitsluitend goddelijke werk.18

In werkelijkheid heeft de allerheiligste Maagd ons om de reeds genoemde redenen niet alleen enkele genaden verdiend, maar alle genaden; en zij heeft ons niet alleen de toepassing ervan verdiend, maar ook de verwerving ervan, aan de voet van het Kruis: want zij was verenigd met Christus de Verlosser in de daad zelf van de Verlossing hier op aarde, voordat zij voor ons in de hemel bemiddelde.

Waarom wordt er dan gewaarschuwd tegen het gebruik van de term “Middelares van alle genaden” en waarom wordt deze term beschouwd als ongeschikt om een juist begrip van de rol van de Maagd te verzekeren?

Op dit punt kunnen we antwoorden dat de auteurs van de tekst bevooroordeeld zijn: ze accepteren niet dat wat God heeft besloten – en wat de Traditie heeft uitgelegd – iets anders is dan het vooroordeel dat zij zelf hebben gevormd. 

Het is juist om te zeggen dat Onze-Lieve-Heer de enige bemiddelaar is en dat er slechts één Verlossing is, namelijk de Zijne, die overvloedig is. Maar net zoals Onze-Lieve-Heer vrijelijk de middelen kiest om de Verlossing te volbrengen, met name door aan het Kruis te sterven terwijl Hij ook een ander middel had kunnen kiezen, zo kiest Hij ook vrijelijk om Zijn Moeder bij Zijn werk te betrekken zoals Hij dat wil. Niemand, zelfs niet de prefect van het DDF, kan Onze-Lieve-Heer de macht ontnemen om te handelen volgens Zijn goddelijke Wijsheid en om Zijn Moeder tot Medeverlosseres en universele Middelares van genaden te maken. Onze-Lieve-Heer is zich ervan bewust dat Hij hierdoor niets aan Zijn waardigheid als Verlosser inboet. Maar het gevolg van deze keuze van Onze-Lieve-Heer is duidelijk: net zoals het noodzakelijk is om een beroep op Hem te doen om gered te worden, zo is het ook noodzakelijk om een beroep te doen op Zijn Moeder, zij het op een andere titel. Deze noodzaak niet erkennen betekent de besluiten van Onze-Lieve-Heer, de Traditie van de Kerk en de middelen die aan christenen worden gegeven om hun heil te bereiken, verwerpen.

Dit vooroordeel, en zelfs deze halsstarrigheid, komt heel vaak terug in de tekst. Laten we ons beperken tot enkele passages: “Als we rekening houden met het feit dat de inwoning van de Drie-eenheid (de ongeschapen genade) en de deelname aan het goddelijke leven (de geschapen genade) onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, kunnen we niet denken dat dit mysterie afhankelijk is van een ‘doorgang’ door de handen van Maria19”; “geen enkel mens, zelfs niet de apostelen of de allerheiligste Maagd, kan optreden als universele uitdeler van genade20”; ”de titel [Middelares van alle genade] loopt het risico dat de goddelijke genade wordt gezien alsof Maria een uitdeelster is van goederen of spirituele energieën, los van onze persoonlijke relatie met Jezus Christus21”.

Hoe beoordeelt u vanuit pastoraal oogpunt de gevolgen van deze beslissingen van het DDF?

Ik denk dat ik kan zeggen dat de negatieve gevolgen talrijk en rampzalig zullen zijn. 

Ten eerste mogen we niet vergeten dat Maria het perfecte voorbeeld is van het christelijke leven. Door de betrokkenheid van Onze-Lieve-Vrouw bij het Verlossingswerk te minimaliseren, minimaliseert de tekst ook de oproep aan elke ziel om via het kruis deel te nemen aan het Verlossingswerk, de verzoening en de persoonlijke heiliging. Dit komt precies overeen met een protestantse visie op het christelijke leven, waarin geen plaats meer is voor medewerking aan het werk van Christus dat ons heiligt en redt. Om deze reden heeft Luther het religieuze leven vernietigd en beschouwde hij elk goed werk, inclusief de Heilige Mis, als een belediging voor de grootsheid van het werk van Christus, dat volmaakt is en geen toevoegingen behoeft. Elke toevoeging zou neerkomen op een miskenning van Zijn volmaaktheid. Als katholieken belijden wij precies het tegenovergestelde: omdat het werk van Christus volmaakt is, kan het de medewerking van de schepselen omvatten zonder iets van Zijn eigen volmaaktheid te verliezen.

Ten tweede lijken deze beslissingen van het DDF mij rampzalig in de huidige context, vooral voor het geloof en het spirituele leven van de eenvoudigste en meest behoeftige zielen. Ik denk aan de sociale en morele periferieën, om een term te gebruiken die onder het vorige pontificaat in zwang was. Voor de meest verlaten mensen blijft vaak alleen de Heilige Maagd over als toevluchtsoord in de huidige woestijn. Ik heb met eigen ogen gezien hoe een eenvoudige en oprechte devotie tot de Heilige Maagd het heil kan verzekeren van zielen die niet eens de mogelijkheid hebben om regelmatig een priester te zien. Daarom lijkt mij een tekst van het DDF die tot doel heeft zielen te waarschuwen voor traditionele Mariale opvattingen, onbeschrijfelijk en pastoraal onverantwoord.

Ten slotte heeft de Kerk zelf vandaag meer dan ooit behoefte om de grootsheid van de Heilige Maagd te herontdekken: tegenover de druk van de wereld die de zielen steeds meer in afvalligheid en onreinheid stort, biedt deze grootsheid zich aan als het beste middel om deze druk te weerstaan en trouw te blijven.

Heeft u pastoraal advies voor de auteurs van de tekst?

Het idee om eraan te herinneren dat Onze-Lieve-Heer de enige Bemiddelaar tussen God en de mensen is, en dat er maar één ware Verlossing bestaat, namelijk die van Hem, is op zich prijzenswaardig en moet, zeker vandaag de dag, goed in gedachten worden gehouden. 

Het probleem is dat dit niet aan katholieken moet worden herinnerd, met het schadelijke doel hen te waarschuwen voor inmenging of vermeende concurrentie van de allerheiligste Maagd. Deze waarheid zou eerder moeten worden gepredikt en in herinnering gebracht aan joden, boeddhisten, moslims en allen die Onze-Lieve-Heer niet kennen, niet-christelijke gelovigen of atheïsten.

Op 28 oktober jongstleden werd in het Vaticaan de zestigste verjaardag gevierd van de afkondiging van Nostra Aetate, het conciliaire document dat aan de basis ligt van de dialoog met niet-christelijke religies. Dat is op zijn zachtst gezegd paradoxaal, aangezien deze dialoog – die de afgelopen zestig jaar heeft geleid tot de meest beklagenswaardige interreligieuze bijeenkomsten – een duidelijke en expliciete ontkenning is van het feit dat Onze-Lieve-Heer de enige Middelaar tussen God en de mensen is, en van het feit dat de Katholieke Kerk is opgericht om deze waarheid aan de wereld te verkondigen.

Is er volgens u nog een ander traditioneel Mariaal begrip dat meer bekendheid verdient?

In het Officie van de Heilige Maagd definieert de liturgie haar als “degene die alle ketterijen heeft verpletterd”. Ik denk dat dit begrip meer aandacht verdient in theologisch onderzoek. Het is zeer interessant om op te merken hoe de Kerk Onze-Lieve-Vrouw beschouwt als hoedster van de katholieke waarheid. Dit houdt rechtstreeks verband met haar rol als Moeder. Zij zou Onze-Lieve-Heer niet in ieder van ons kunnen voortbrengen zonder ons de waarheid en de liefde voor de waarheid mee te geven, want Onze-Lieve-Heer is de Waarheid zelf, vleesgeworden, geopenbaard aan de mensen. Door het geloof, en in de zuiverheid van het geloof, worden de zielen herboren en krijgen ze de mogelijkheid om te groeien naar het beeld van Onze-Lieve-Heer. 

Ik geloof dat we dit noodzakelijke verband tussen de zuiverheid van het geloof en de authenticiteit van het christelijke leven onvoldoende begrijpen. Onze-Lieve-Vrouw, die alle dwalingen vernietigt, is de sleutel om deze waarheid te begrijpen.

Om dit interview af te sluiten, welk gebed ter ere van Onze-Lieve-Vrouw zou u kiezen? 

Ik zou zonder aarzelen het volgende gebed kiezen, dat ook in de liturgie staat: 

Dignare me laudare te, Virgo sacrata. Da mihi virtutem contra hostes tuos. 
Sta mij toe u te loven, heilige Maagd. Geef mij kracht tegen uw vijanden.”

Interview afgenomen in Menzingen, op 9 november 2025, 
op de feestdag van de Wijding van de Basiliek van de Heilige Verlosser

Bron.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.