Eucharistisch mirakel van Lanciano, Italië, 750
Italië, ca 750. In de kerk van de HH. Legontianus en Domitianus in Lanciano (Italië) vierde een van de monniken van de orde der basilianen, die de zorg hadden voor deze kerk, de H. Mis. De priester-monnik twijfelde of de geconsacreerde hostie waarlijk in het Lichaam van onze Heer en de wijn werkelijk in Zijn Bloed waren veranderd.
In zijn goedheid kwam God de twijfelende priester door een wonder te hulp.
Volkomen onverwacht veranderden na de consecratiewoorden van de priester het brood plotseling in levend vlees en de wijn in bloed. Tot op de dag van vandaag wordt dit eucharistisch wonder in een kostbaar ostensorium (monstrans) van zilver en kristal vereerd.
Mgr. Perantoni, de aartsbisschop van Lanciano, drong in 1970 bij de plaatselijke franciscanen op een wetenschappelijk onderzoek aan. Zij wezen die taak toe aan een expert van internationale faam, prof. dr. O. Linioli. Als docent anatomie en weefselonderzoek, chemie en klinische microscopie was hij bij uitstek de daarvoor aangewezen persoon. Hij won het advies in van prof. R. Bertelli, voormalig hoogleraar weefselonderzoek aan de universiteit van Siena. Het onderzoek begon op 18 november 1970 en duurde tot februari 1971, waarna het in 1981 weer werd voortgezet.
In aanwezigheid van de aartsbisschop en verschillende getuigen nam prof. dr. Linioli van de vleesgeworden hostie twee partikels voor laboratoriumonderzoek. Ook van het geronnen bloed nam hij partikels weg. Toen woog hij de vijf klompjes geronnen bloed; ze wogen samen 15,85 gram. Bij eerder onderzoek (in 1970) was gebleken, dat een van deze bloedklompjes evenveel woog als de overige vier samen.
Met dit extra wonder had God willen tonen dat Jezus in een deel evenzeer aanwezig is als in de overige delen samen. De experimenten van 1970 leidden echter niet tot dezelfde opmerkelijke uitkomst. De uitslag van het laboratoriumonderzoek is verbazingwekkend: het betreft hier echt mensenbloed en echt mensenvlees, die allebei tot de bloedgroep AB behoren. De verdeling van de in het bloed aanwezige eiwitten is zoals bij het bloedbeeld van normaal vers mensenbloed, d.w.z. als men de bloedklompjes met serum vloeibaar zou maken, zou het zo geïnjecteerd kunnen worden.
Aangrijpend is dat het vlees van de hostie uit het hart van Jezus is genomen, want uit het onderzoek blijkt dat het om gestreept hartspierweefsel gaat van een ongeveer 30-jarige man die in doodsstrijd verkeert. Het microscopisch onderzoek kon voor de aard van de snede door het hartspierweefsel geen wetenschappelijke verklaring geven: “de snede kon niet door een mensenhand zijn aangebracht, noch met een scalpel, noch met laser, aangezien van het weefsel geen enkele cel beschadigd was. Daarbij komt nog het onverklaarbare feit dat na 1200 jaar zowel het vlees als het bloed nog steeds geen spoor van ontbinding vertonen. De eucharistische gedaanten waren zelfs niet geconserveerd en luchtdicht afgesloten.
De natuurwetenschappelijke onderzoeken van dit eucharistische wonder waren door de eeuwen heen zowel voor gelovigen als ongelovigen een fascinerend bewijs voor de levende aanwezigheid van Jezus in de heilige Eucharistie.
Bron: Bruno Sammaciccia (Das Eucharistische Wunder von Lanciano), Parisverlag Hauteville, CH 1977 (gebeden-site.jouwweb.nl)