De Heilige Tekla, maagd en martelares
De Zalige Anna Katharina Emmerick verhaalt op 22 en 23 september 1821 het volgende:
Toen ik gisteren Tekla’s relikwie ontving, zag ik de heilige uit de hoogte tot mij nederdalen, met licht omkleed en met in de hand een tak, die witgele gesloten bloesems droeg. Ze zei tegen mij: “Dit is gebeente van mij!” Hierop zag ik nog verscheidene taferelen van haar tot tegen de avond, en deze morgen in één uur tijds geheel haar leven.
Eerst zag ik Tekla te Ikonium in haar ouderlijk huis; zij was van middelbare grootte en had bruinblond haar. Haar aangezicht was ernstig en schoon; haar kleur was niet blozend, maar bruin getint. Voorhoofd en neus vormden bijna een doorlopende lijn, zij zag er ook diep godsdienstig uit; zij droeg een lang, witwollen kleed met een brede gordel, waaraan van voren korte einden afhingen. De dalende lijn van haar kleed was door vele vouwen, die evenwel opschortingen schenen, gebroken. De wijde mouwen waren gevat in armbanden, die aan de rand met parelen bezet en in het midden geribd waren. Haar haren waren in 3 delen gescheiden en met een doorzichtige, zilverwitte stof doorvlochten of liever doorslingerd, zodat ze links en rechts een wrong op het achterhoofd vormden. Ik zag haar eerst met haar vader en haar moeder en haar toekomstige, een grote, eerzame man, in het ouderlijk huis: zij was zeer vriendelijk jegens hem. Het huis was, naar oude trant, zoals alle rijke huizen, rondom een binnenhof gebouwd dat met
zuilengangen omgeven was. Vóór het huis was ook een voorhof, met een muur omringd. Ook op deze muur was een terras, dat in het rond van een leuning voorzien was. Dit wandelterras was tegen de zon met tapijten overspannen.
Tekla door Paulus bekeerd.
Paulus bezocht met een leerling de stad Ikonium. Deze leerling was niet Barnabas, zoals ik het me nu herinner. Hier was een synagoge, maar Paulus preekte ook in het openbaar in de open lucht, ook in en bij de huizen van vrienden. Zo preekte hij ook tegenover het huis van Tekla op een verhoog, en vele mensen, ook vrouwen en meisjes, luisterden toe. Hij leraarde over het huwelijk en in zijn onderrichting kwamen deze woorden voor: “Men zondigt niet met te trouwen, maar toch is ongetrouwd blijven beter, enz.” Tekla was op het muurterras gezeten en hoorde wat Paulus aan de overkant van de straat zegde. Dikwijls zaten op die terrassen vrouwvolk en jonge meisjes om stoeten, optochten, betogingen en andere dergelijke dingen gade te slaan, hetzij ten goede, hetzij ten kwade. Tekla was diep getroffen. Na dit sermoen werd Paulus gevangen genomen.
Tekla door Paulus in de kerker gedoopt.
Ik zag dat men de bruidsgeschenken van Tekla bereidde en dat een bode van haar verloofde haar bezocht116 en dat zij deze laatste afdankte Eens zag ik haar alleen in een kamer; zij las in een schriftrol van een vinger dik; de schriftrol was van Paulus en behelsde zijn leer over het huwelijk en de maagdelijke staat. Ik zag haar zeer ontroerd; zij vouwde de handen samen en bad, nam dan een juweel van haar borst, dat zij van haar verloofde gekregen had, en een van haar rechterzijde, hetzij van haar schouder, hetzij van haar oor; het was als een witte edelsteen met een knopje daarop. Zij legde alles in een schrijn, waarin nog meer juwelen lagen. Tegen de avond zag ik haar, met een donkerkleurige sluier op de arm, het huis verlaten en op zoek naar iemand door de stad trekken. Zij vond de gezochte bekende man en gaf hem haar juwelen. Als zij weer thuis was, bracht deze man haar kleine vierhoekige geldstukken. Ik zag nu dat zij, van een dienaar vergezeld, zich in het duister heimelijk naar de gevangenis van Paulus begaf. Zij had nu de bruine sluier op het hoofd geslagen en ging langs dikke, sterke muren en onder booggewelven. Daar stonden wachten, maar zij sprak hen niet aan, en zij kwam bij een man, die blijkbaar de gevangenisbewaker was aan wie zij het geld gaf. Ik zag hem een lamp nemen en Tekla in de gevangenis leiden. Hij bleef nu met het licht in de deur staan.
Zij kwam bij Paulus, die daar ongeketend in een lange mantel zat en schriftrollen bij zich liggen had; de gevangenis was zeer ruim. Tekla sprak met hem en zette hem haar situatie uiteen en beschreef haar ontroering en gemoedstoestand Hij zette haar de christelijke leer uiteen en dan knielde zij neer en Paulus doopte haar met water uit een fles die hij uit de boezem van zijn kleed trok. Hierbij daalde een glans uit de hemel neer, die hen allebei omgaf. De cipier zag dit en ook hij bekeerde zich.
Tekla beschuldigd. – Haar eerste marteling.
Ik zag Tekla blijde de kerker verlaten en naar huis terugkeren en nu zag ik hoe zij alle sieraden aflegde, zich gans in haar sluier hulde en aan haar ouders en toekomstige bruidegom verklaarde dat zij een christin was en maagd wilde blijven. Ik zag de moeder hierdoor verrast en bijna waanzinnig. Tekla werd in het huis van een vrouw gebracht, die Tryfena heette en haar van voornemen en gezindheid moest doen veranderen, maar zij mislukte. Daarna zag ik Tekla door haar eigen moeder bij de rechter als christin aangeklaagd, vóór het gerecht gedaagd en veroordeeld en vervolgens naar de gevangenis en tenslotte naar de martelplaats geleid worden. Zij werd van haar klederen beroofd, maar op wondere wijze omgeven door een wolk die haar zuiverheid beschermde. Zij werd door beulen die een kring om haar vormden, met roeden gegeseld en verscheurd, totdat zij afgebeuld neerviel. Later zag ik haar ook aan een paal gebonden en met haken verscheurd worden; haar lange haren hingen om het bloedende lichaam neer. Een brandstapel werd bereid, en, zodra zij van de geselpaal was losgemaakt, sprong zij er uit eigen beweging in en
stond met uitgestrekte armen in het midden van de vlammen, die haar eerst omringden zonder haar te deren en van haar weglaaiden. Spoedig echter viel zulk een geweldige plasregen, dat alle toeschouwers van de martelplaats wegvluchtten en het vuur door het vele water gedoofd werd. Tekla had kunnen vluchten, maar zij deed het niet en liet zich terug in de gevangenis brengen. Door dit wonder bekeerden zich velen. In de nacht zag ik de maagd in haar kerker bidden.
Ik zag de verschijning van de H. Paulus tot haar naderen, haar troosten en al haar wonden genezen. Paulus zat niet meer gevangen; men had om zijnentwil naar Rome, meen ik, geschreven, en men had hem de vrijheid teruggeschonken.
Tekla in het strijdperk van de dieren.
Ik zag Tekla opnieuw uit de gevangenis gehaald en in verhoor genomen worden, vanwaar men haar in het ronde worstelperk bracht. Zij werd opnieuw van haar klederen beroofd en weer in een wonderbare wolk gehuld. Een beer en een leeuwin werden met kettingen aan haar beide zijden gebonden; zij had een ketting aan elke zijde van haar
lichaam en aan elke arm en zij was met deze 4 kettingen aan de beide dieren vastgehecht. Deze rukten en Tekla viel ruggelings ter aarde. Nu brak de leeuwin de kettingen zonder de heilige te kwetsen, namelijk door beide poten op de ketting te zetten, haar kop er onder te steken en de ketting met een ruk te breken. De beer was aan zijn ketting vol grim en vrees zo ver mogelijk blijven zitten; de leeuwin viel hem aan, verwurgde hem en keerde dan als een vleiende hond naar Tekla terug, die bevrijd zich overeind had gezet. Het beest likte haar de voeten en Tekla streelde het en pakte het liefkozend en spelend vast bij de kop en zelfs bij de muil. Dit deed het geschreeuw onder het volk losbreken: “Mirakel! mirakel!” De rechter verklaarde dat hij niets meer tegen haar wilde ondernemen en bekeerde zich aanstonds.
Tekla uit de stad gebannen als onoverwinbaar.
Maar anderen leidden Tekla met een bruin kleed bedekt in de nabijheid van een rivier. Hier was een diepe steenput of waterbak, waarin zich in het slijk vele, afschuwelijke slangen ophielden. De beulsknechten grepen de heilige onkwetsbare maagd vast en wilden haar met het hoofd vooruit in de put ploffen, maar zij rukte zich los, maakte het teken van het kruis over de put en sprong er in; de slangen kronkelden voor haar ter zijde uit de weg. Nu trokken de beulen een sluis open en uit de naburige rivier liep de steenput vol water, maar Tekla steeg mee omhoog in rechtstaande houding en met de armen boven het water; de slangen strekten en rekten zich langs de wanden van de put en zo ver mogelijk van haar verwijderd naar omhoog. Uit vrees dat de slangen er uit konden springen en het volk aanvallen sloot men de toevloed van het water af. Maar de maagdelijke heilige bleef ongedeerd en verheerlijkte God. Men trok ze eindelijk uit de put en nogmaals bekeerden zich velen. Zij werd ook weer bij Tryfena gebracht die zich gelijkelijk bekeerde. Daar nu vele mensen, vooral jonge dochters zich bij Tekla aansloten, werd zij uit de stad gewezen, en ik zag haar in een rotsspelonk, die met graszoden bedekt was. Verscheidene vrouwen en jonge dochters vergezelden haar. Zij was geheel in een bruinachtig habijt gehuld; haar hoofd was met een kap bedekt, die ook hals en borst omvatte en vouwen maakte, wanneer zij het hoofd omwendde. De spelonk (waar zij als kluizenares in leefde) was zeer verborgen; ik heb haar in het gewest zien rondgaan op bedeltocht voor haar onderhoud (en dat van haar gezellinnen). Zij onderrichtte ook de mensen, doch vermeed opzien te baren; zij bad bij de zieken en genas hen door het opleggen der handen. Dit alles deed zij zonder vertoon van gezag of meesterachtige aanmatiging, maar als een deugdzame persoon van grote genadegaven.
Zij werd gemarteld toen ze 17 was en ze stierf als kluizenares op 40-jarige leeftijd.
Bron: De Visioenen van de Zalige A.K. Emmerick (verteld op 22-23 september 1820 en 1821)