Getuigenis van dokter Gloria Polo, de lauwe katholieke vrouw die neergebliksemd werd en voor het Oordeel kwam (deel 2)
Hier volgt deel 2 van het getuigenis van Gloria Polo.
Op dat moment zag ik veel mensen uit de muren van de operatiekamer komen. Op het eerste zicht zagen ze er normaal uit, maar met een blik van haat op hun gezicht, een vreselijke blik. Op dat moment, door een bijzonder inzicht dat mij werd gegeven, besefte ik dat ik aan ieder van hen iets schuldig was. Ik besefte dat zonde niet gratis was, en dat de belangrijkste leugen van de duivel de stelling was dat hij niet bestond. Ik zag hoe ze achter mij aan kwamen. Je kunt je inbeelden hoe bang ik was. Dit wetenschappelijke en intellectuele hoofd van mij kon mij niet baten. Ik stuiterde van de vloer, in mijn lichaam, er terug in trachtend te komen, maar mijn lichaam wilde mij niet binnen laten. Ik liep weg en ik ben niet zeker of ik door de muur ging in de operatiezaal. Ik hoopte om mij te kunnen verbergen in één of andere gang in het ziekenhuis, maar op het eind sprong ik in het niets.
Ik ging in enkele tunnels die neerwaarts gingen. In het begin hadden ze licht en zagen ze eruit als bijenkorven. Er waren veel mensen. Maar ik begon af te dalen en het licht werd schaars, en ik begon in enkele tunnels rond te zwerven in totale duisternis. De duisternis kan met niets vergeleken worden. De donkerste duisternis op aarde is ermee vergelijkbaar zoals middagzonlicht. Die duisternis veroorzaakt pijn, horror en schaamte. En het rook zeer slecht. Ik eindigde mijn afdaling in die tunnels en ik landde wanhopig op een vlakke plaats. Vroeger beweerde ik dat ik een ijzeren wil had, en dat niets voor mij teveel was. Maar dat was nu van geen nut, want ik wilde omhoog klimmen en ik kon het niet. Op dat punt zag ik een enorm gat zich openen in de vloer en ik voelde een immense leegte in mijn lichaam, een bodemloze afgrond. Het meest gruwelijke over dat gat was dat er niet een beetje van Gods liefde in werd gevoeld, geen druppel hoop. Het gat zoog mij naar binnen en ik voelde mij doodsbang. Ik wist dat indien ik daarin zou gaan, mijn ziel zou sterven. In het midden van die horror, terwijl ik naar binnen getrokken werd, werd ik bij mijn voeten gegrepen. Mijn lichaam [van haar ziel] was in dat gat, maar mijn voeten werden vanaf boven gegrepen. Het was een zeer pijnlijk en gruwelijk moment. Mijn atheïsme viel weg. Ik begon te schreeuwen naar de zielen in het vagevuur om me hieruit te helpen. Terwijl ik aan het roepen was, voelde ik een immense pijn, want ik realiseerde me dat daar duizenden en duizenden mensen zijn, meestal jonge mensen. Zeer pijnlijk, hoorde ik het knarsen van tanden, gruwelijke schreeuwen en jammeren, dat mij schokte tot in de kern. Het vergde mij meerder jaren om dit te verwerken, omdat ik steeds opnieuw weende elke keer dat ik dacht aan hun lijden. Ik besefte dat dit is waar mensen die zelfmoord plegen in een moment van wanhoop, eindigen, en zichzelf omringd zien door al deze gruwelen. Maar het meest vreselijke lijden hier is de afwezigheid van God. God kon hier niet gevoeld worden.
In het midden van al die pijn, begon ik te schreeuwen: “wie maakte deze vergissing? Ik ben praktisch een heilige! Ik heb nooit gestolen, ik heb nooit gemoord, ik heb voedsel aan de armen gegeven, ik gaf gratis tandverzorging aan diegenen die het niet konden betalen. Wat doe ik hier? Ik ging ’s zondags naar de Mis, ik ging altijd, hoewel ik mijzelf een atheïst beschouwde. Ik miste niet meer dan vijf zondagen in heel mijn leven. Ik ging altijd naar de Mis, wat doe ik hier? Ik ben een Katholiek, alstublieft, ik ben een Katholiek, haal me hieruit alstublieft!” Terwijl ik aan het schreeuwen was over dat ik een Katholiek was, zag ik een klein lichtje. Ik moet je zeggen dat gelijk welk licht in die duisternis het grootste geschenk is die ieder kan krijgen. Ik zag enkele trappen in dat gat, en ik zag mijn vader die vijf jaar eerder was gestorven, en naast het gat, verlicht door een zwak licht en vier stappen hoger zag ik mijn moeder, met veel meer licht en in een biddende houding.
Toen ik hen zag was ik zeer ongelukkig. Ik begon te roepen: “mama, papa, alstublieft, haal mij hieruit, ik smeek jullie, haal me hieruit!” Toen ze hun ogen naar beneden richtte, en mijn vader mij hier zag, zou je moeten de immense pijn hebben gezien die ze voelden. In die plaats kun je de gevoelens van de mensen voelen, kun je hun pijn zien. Mijn vader begon te wenen, zijn hoofd in zijn handen houdend en schuddend zeggend, “mijn dochter, mijn dochter!”
Ik begon opnieuw te schreeuwen “alstublieft, haal me hieruit, ik ben een Katholiek! Wie maakte deze vergissing? Alstublieft, haal me hieruit!” Toen ik deze tweede keer aan het roepen was, hoorde ik een stem, een zoete stem, een stem die mijn ziel doet beven wanneer ik die hoor. Alles was ondergedompeld in liefde en vrede, en al die schepsels liepen weg in horror, omdat ze geen liefde of vrede konden uitstaan. En er was vrede voor mij toen die kostbare stem mij toeriep: “oké, als je een Katholiek bent, zeg mij de geboden van Gods wet.”
Wat een verloren moeite! Ik wist dat er tien waren, maar niet meer dan dat. Wat moest ik doen? Mijn moeder vertelde mij altijd over het eerste gebod van liefde. Uiteindelijk kwam het. Eindelijk werd het gepraat van mijn moeder nuttig. Ik moest hier moeders gepraat herhalen. Ik dacht dat ik hier de dingen aankon zoals ik gewoon was op aarde, altijd met een perfect excuus, altijd mijzelf rechtvaardigend en verdedigend, zodat niemand zou opmerken wat ik niet wist. Maar dit was het echte werk, dus ik begon te zeggen: “Bemin God boven alles, en bemin je naaste als jezelf.” “Zeer goed”, hoorde ik, “heb je hen liefgehad?” En ik zei: “Ja, ja, ja!” Toen ik hoorde: “Nee!” als antwoord, dat is wanneer ik echt de schok van de bliksem door mij voelde gaan, hoewel ik niet had gezien waar de bliksem mij had geraakt. “Nee, je hebt je Heer niet boven alles bemind, en nog minder je naaste als jezelf! Je maakte een god die je aanpaste aan je leven, enkel in momenten van wanhopige nood! Je zou jezelf voor hem neerleggen toen je arm was, wanneer je familie nederig was, wanneer je naar de universiteit wilde gaan! Toen bad je op dagelijkse basis, en je zou lange tijdsperioden neergebogen liggen, hele uren uw Heer smekend, biddend en vragend om jou uit de armoede te helpen en toe te laten je een diploma te halen en iemand te worden. Toen je in nood was en geld wilde, zou je een rozenkrans bidden. ‘Heer, alstublieft, zend mij wat geld!’ Dat was uw relatie met de Heer!”
Ik had een “geldautomaat-relatie” met de Heer, moet ik toegeven. Ik greep de rozenkrans en ik verwachtte geld als beloning, dat was mijn relatie met Hem. Mij werd getoond hoe, zodra ik mijn diploma had en naam en faam maakte voor mijzelf, de Heer te min werd voor mij en ik mijzelf beter begon te achten. Zelfs niet de kleinste uiting van liefde voor mijn Heer. Dankbaar zijn? Nooit! Zelfs niet terwijl ik mijn ogen opende in de morgen, nooit een “danku Heer voor deze nieuwe dag die U mij gegeven hebt, danku voor mijn gezondheid, voor het leven van mijn kinderen, omdat ik een dak boven mijn hoofd heb, ik beklaag diegenen die geen dak boven hun hoofd hebben en geen voedsel om te eten.” Niets! zeer ondankbaar!
“En daarnaast plaatste je je Heer zo laag dat je meer op Mercurius en Venus vertrouwde voor je geluk. Je was verblind door astrologie, en je beweerde dat de sterren je leven bepaalden! Je begon te wandelen in alle doctrines van de wereld. Je begon te geloven dat je zou sterven en opnieuw zou beginnen! En je vergat genade! Je vergat dat je vrijgekocht werd door het bloed van je Heer!” Ze gaven mij een test over de Tien Geboden. Ze toonden mij dat ik beweerde dat ik God aanbad en liefhad met mijn woorden, maar in werkelijkheid ik Satan aanbad. Een vrouw kwam eens naar mijn tandartspraktijk om haar diensten als een heks aan te bieden, en ik zei dan: “Ik geloof daar niet in, maar zet die amuletten daar maar neer, voor in het geval dat, voor geluk.” Ik had in een hoek, waar patiënten geen weet van hadden, een paardenhoefijzer en een cactus gezet, zogezegd om slechte energieën te weren. Hoe beschamend was dit alles! Ze maakten een analyse van heel mijn leven gebaseerd op de Tien Geboden. Ze toonden mij hoe ik met mijn naaste omgegaan was. Ze toonden mij hoe ik God vertelde dat ik Hem liefhad, toen ik nog niet ver van Hem was, toen ik nog niet in het atheïsme betrokken was, maar met dezelfde tong waarmee ik de Heer zegende, zou ik uithalen tegen de hele mensheid. Ik bekritiseerde iedereen. Ik wees met de vinger naar iedereen, de altijd-heilige Gloria. En ze toonden mij hoe ik vol nijd was, en altijd ondankbaar. Ik erkende nooit al de liefde en de onbaatzuchtige inspanningen van mijn ouders om mij op te voeden en naar de universiteit te laten gaan. Zodra ik een universitair diploma had, werden zelfs zij te min voor mij. Ik voelde mij beschaamd tegenover mijn moeder, vanwege haar eenvoud, nederigheid en armoede.
(deel 3 volgt)