Spring naar inhoud

De Heilige Monica van Thagaste

Reeds vele jaren leed de Kerk in Afrika onder het onzalige Donatistische schisma, toen Monica er in 332 het levenslicht aanschouwde. Ook Thagaste, een klein en armoedig stadje in Noord-Afrika (heden Souk Ahras in Algerije), had zich op dat ogenblik vrijwel geheel bij deze door Afrikaans rigorisme en nationale hartstochten bezielde beweging aangesloten. De ouders van Monica behoorden er tot de weinigen die de Algemene Kerk trouw gebleven waren, en zij zullen hiervoor bij het fanatisme der schismatieken – velen waren immers juist uit vrees hiervoor Donatist geworden – heel wat offers moeten hebben brengen. In dezelfde streng christelijke geest vond ook de opvoeding van Monica plaats. De maaltijden thuis waren altijd erg sober, terwijl de kinderen buiten de maaltijd zelfs geen slok water mochten drinken, al veroorzaakte de hete Afrikaanse zon hun nog zo’n dorst.

Deze strengheid had het tegenovergestelde effect: toen ze weer thuis kwam, moest ze dagelijks in de kelder de wijnkan vullen voor de maaltijd, en het werd een toenemende gewoonte eerst zelf die wijn te drinken. Dit werd haar voor de voeten geworpen toen zij eens een slavin een standje gaf. Hierdoor was zij zo beschaamd, dat ze tegelijk brak met die slechte gewoonte, vooral omdat zij binnenkort gedoopt zou worden. Dit werd voor haar het begin van een geheel toegewijd en heilig leven. Sindsdien was zij dagelijks aanwezig bij de Eucharistieviering.

Op ongeveer 20-jarige leeftijd werd Monica door haar ouders ten huwelijk gegeven aan Patricius, één der raadsleden van Thagaste. Deze was nog een echte heiden, onverschillig in godsdienstig opzicht; met goede karaktereigenschappen, maar ook onbeheerst in z’n hartstochten. In het bijzonder had Monica veel te lijden van z’n opvliegendheid en zijn ontrouw in het huwelijksleven (hij was overspelig).

Volgens Augustinus (haar oudste zoon) sloeg hij Monica vaak. Ook haar schoonmoeder keerde zich tegen haar en veroorzaakte vele problemen.

Monica daarentegen ging dagelijks naar de kerk en probeerde geduldig te zijn. Zij zei vaak tegen andere vrouwen die slechte huwelijken hadden: “Als je je tong in bedwang kunt houden, wordt niet alleen de kans om geslagen te worden minder, maar kun je misschien uiteindelijk je man verbeteren.”

Door haar deugd en door haar vastberaden maar verstandig optreden kwam hij echter al spoedig tenminste in zover onder haar indruk, dat hij haar niet meer sloeg. Ook haar schoonmoeder, die in het begin van het huwelijk door het dienstpersoneel nog al tegen de nieuwe vrouw des huizes was opgezet, wist Monica door haar volhardende gedienstigheid geheel voor zich te winnen. Zo heersten er in Monica’s gezin ondanks alle moeilijkheden tenslotte toch een goede verstandhouding en een eerlijke vrede, welke voortkwamen uit zekere eerbied en bewondering die men voor het karakter en het gedrag van Monica had.

Haar man schonk zij drie kinderen, twee jongens en een meisje. Zolang zij klein waren liet Patricius zijn vrouw praktisch geheel de vrije hand bij hun opvoeding. Monica deed dan ook haar best er goede christenen van te maken, waar zij voorlopig bij allen in slaagde. Anders werd het echter, toen één der jongens, Augustinus, de meest begaafde van de kinderen, wat groter werd. In die jongen zat wat in, die kon wat worden, en z’n vader droomde nog slechts van de carrière die Augustinus zou moeten maken. Maar daartoe zou hij op nog jeugdige leeftijd, ongeveer 12 jaar oud (en overeenkomstig het gebruik van die tijd nog niet gedoopt) weg van huis moeten, om in een volkomen heidense omgeving in Madaura en Carthago zijn studies te maken. Zijn geloof en de reinheid van zijn leven zouden dan een krachtproef te doorstaan krijgen, waarvan het meer dan twijfelachtig zou zijn of ze er tegen zouden kunnen. Aan deze bezwaren dacht Patricius natuurlijk niet. Monica echter, dacht er wel aan, maar ook zij stapte over de gevaren heen, omdat zij van mening was, dat de gebruikelijke wetenschappelijke studies niet schadelijk, maar in menig opzicht zelfs bevorderlijk zouden zijn om tot God te geraken. Zo gebeurde wat verwacht had kunnen worden: Augustinus kreeg de gebruikelijke wetenschappelijke vorming, die hem de toegang tot een succesvolle wereldse loopbaan moest openen, maar ten koste van zijn geloof en zijn reinheid. Wel probeerde Monica in haar zorg om de gang van zaken Augustinus door haar vermaningen voor het ergste te behoeden, maar deze beschouwde dit nog slechts als vrouwenpraat en zou zich geschaamd hebben er naar te luisteren. Zelfs nu nog wou ook Monica voor haar kind niet aan een huwelijk denken, omdat dit de toekomstplannen die zij voor hem hadden, ernstig belemmerd zou hebben.

Wel bracht zij door haar liefdevol geduld en gebed haar man ertoe dat hij een christen werd en hij zich liet dopen in zijn laatste levensjaar, in 371. Augustinus was toen 17 jaar. De bekering die oprecht gemeend was leidde ertoe dat hij in de korte tijd dat hij nog leefde, zich als vurig christen heel voorbeeldig gedroeg.

Des te groter moet de ontgoocheling voor haar geweest zijn, toen ongeveer twee jaar na de dood van haar man, Augustinus uit Carthago, de hoofdstad in Afrika waar hij zijn studies voltooid had, in Thagaste terug keerde. Hij had geheel met de Kerk gebroken, was een vurig aanhanger en propagandist van de half heidense, half christelijke sekte der Manichaeërs geworden, leefde ongehuwd samen met een vrouw en had een kind – het kind van zijn zonde – dat hij in jonge onstuimigheid de naam Adeodatus gegeven had, “door God gegeven”. Zo groot was haar afkeer, dat zij in het begin niet met hem aan dezelfde tafel wilde zitten.

Nu begon voor Monica de periode van haar leven, waarin zij uitgroeide tot de heilige Monica. Was zij tot dan toe al een flinke vrouw geweest en een voorbeeldige Christin, teveel was zij toch nog blijven dralen in de omgeving van het wereldse, dat zij van kindsbeen af ontvlucht had. Zich bewust van haar medeschuld aan de afdwalingen van haar zoon, zal haar verdere leven nog slechts één doel hebben: door offer en gebed aan God voor haar kind de genade der bekering te verkrijgen. Tweemaal daags gaat zij naar de kerk, iedere dag woont zij de H. Mis bij en gaat zij ter Communie. Wat zij heeft schenkt zij weg, waar zij maar kan beoefent zij de werken van barmhartigheid. We bewonderen haar in deze tijd echter vooral om haar rotsvaste geloof, haar sterke zekerheid waarin zij weet dat God haar gebed zal verhoren, een vertrouwen dat niet aan het wankelen is te brengen, ook al valt Augustinus voorlopig nog van de ene dwaling en de ene misstap in de andere. Het zal nog 13 jaar duren voor hij de weg tot de Kerk terugvindt. Het zijn ook de jaren waarin God haar troost en sterkt met droomgezichten.

De eerste tijd deed zij haar best Augustinus rechtstreeks of door anderen tot betere gedachten te brengen. Zij vroeg een bisschop om in gesprek te gaan met Augustinus om hem zo van het manicheïsme af te brengen. Deze bisschop weigerde echter. Toen Monica bleef aandringen verzuchtte hij: “Ga maar heen, zowaar ge leeft, het kan niet zijn dat een zoon van zulke tranen verloren gaat.” Later beperkte zij er zich steeds meer toe alleen nog maar te bidden en te offeren, en zij verdubbelde haar gebed naarmate de verhoring ervan door God meer nabij kwam. Zo volgde zij hem naar Rome en Milaan, waarheen hij intussen vertrokken was. Eindelijk kwam dan in het voorjaar van het jaar 387 – Augustinus was toen 33 jaar – de zo lang afgesmeekte dag, toen hij zich gewonnen gaf voor de werking van de goddelijke genade en niet alleen terugkeerde tot de Kerk van zijn God, maar tegelijk ook besloot om geen aardse verlangens meer te koesteren en verder alleen nog maar voor God te leven.

Op Pasen in 387, werden zowel Augustinus als zijn zoon Adeodatus en zijn vriend Alypius gedoopt. De nieuwe bekeerlingen leefden samen met Monica een tijd lang in een kloostergemeenschap in Cassiacum, waar Augustinus verschillende van zijn werken schreef.

Augustinus zei hierover: “En U God, strekte uw Hand uit de Hemel om mij terug te brengen uit de diepe duisternis waarin ik begraven was. Mijn moeder rouwde echter om mij met een groter verdriet dan moeders om hun kinderen rouwen wanneer zij zien dat die zijn neergeslagen. Want zij zag mij dood wat U betreft, en zij zag door het oog van het geloof en door het licht van de Geest, die Gij in haar hebt uitgestort. Daarom, mijn God, hebt Gij geluisterd naar haar wensen en hebt Gij haar tranen niet veracht, die zij in stortvloeden uitstortte in Uw tegenwoordigheid op alle plaatsen waar zij U haar gebeden aanbood.”

Monica’s levenswerk was voltooid; nu kreeg zij heimwee naar haar geboorteland. Zij wist de anderen over te halen mee terug te gaan naar Afrika. Zij verlieten Milaan en verbleven in Ostia, de haven aan de monding van de Tiber, voor de overtocht nar Afrika. Daar hield Augustinus het beroemde tweegesprek met zijn moeder, terwijl zij samen bij het venster uitkeken over de zee en de stralende hemel, over de diepste waarheid en de hemelse schoonheid.

Nog geheel onder de indruk zei Monica: “Kind, wat mij betreft, niets bekoort mij meer in dit leven. Wat ik hier nog doen zou en waarom ik hier nog ben, weet ik niet, daar ik niets meer te verwachten heb van deze wereld. Eén ding was er, waarom ik in dit leven nog een tijdlang wenste te blijven, dat ik je als katholiek Christen zien zou, voordat ik zou sterven. Meer dan rijkelijk heeft God mij dit verleend, zodat ik je zelfs als zijn dienaar, die het aardse geluk versmaad heeft, zien mag. Wat doe ik dan nog hier?”

Zo kwam Monica los van haar koortsachtig verlangen om in de voorouderlijke aarde begraven te worden en gaf zij zich over aan Gods Liefde. Verder reizen bleek trouwens onmogelijk doordat haar ziekte in hevigheid toenam, zodat Monica spoedig daarna stervende was in 387, in de ouderdom van 56 jaar.

Een paar dagen later overleed zij. Haar laatste woorden waren: “Begraaf dit lichaam waar dan ook; maak u daarover in het geheel geen zorg; slechts dit vraag ik u: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedenkt, waar gij ook moogt zijn. In overeenstemming hiermee werd zij te Ostia begraven.

Augustinus sloot haar ogen, maar hij durfde geen uiting geven aan de smart die hem verscheurde, omdat hij het niet passend vond om te wenen over iemand die zulk een heilig leven had geleid, en gestorven was zo vol vertrouwen en overgave aan de Heer. Het lichaam werd naar de kerk gebracht, het Heilig Misoffer werd opgedragen, en daarna werd zij begraven. Pas toen hij weer alleen was kon Augustinus zijn tranen niet meer weerhouden,die hem nu overstroomden als een vloedgolf, bij de herinnering hoe vaak hij haar verdriet had aangedaan, en welk een liefde zij hem steeds had toegedragen. En in zijn beroemdste boek, de Belijdenissen, heeft hij een blijvend gedenkteken voor haar opgericht

Bronnen: Orthodoxe Informatiebron; Wikipedia; Bron: Met de heiligen het jaar rond, deel II, Uitgeverij Paul Brandt, Bussum, 1949

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: