Spring naar inhoud

De Onbevlekte Ontvangenis van de H. Maagd

Op 8 december vieren wij het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. De Zalige A.K. Emmerick vertelt hierover:

“Ik hoor dikwijls dat de H. Maagd aan vrouwen die zij kende, zoals bvb. aan Johanna Chusa en Suzanna van Jeruzalem verschillende geheimen over zichzelf en de Zaligmaker openbaarde, welke haar deels door innerlijke ingeving, deels door mededelingen van haar H. moeder Anna bekend waren. Zo heb ik haar ook heden aan Suzanna en Martha horen verhalen hoe zij, toen zij het goddelijk Kind onder het hart droeg, niet de minste last, doch een inwendig een onbeschrijfelijke vreugde en zaligheid voelde. Zij verhaalde haar ook dat Joachim en Anna, in een zalige uur elkander in de gang onder de Gouden Poort ontmoet hebben; daar is de volheid van de goddelijke genade over hen gekomen, waardoor zij alléén door heilige gehoorzaamheid en reine liefde tot God, zonder enige onzuivere werking van haar ouders, in de schoot van haar moeder ontvangen werd. Zij gaf haar ook te kennen dat, zonder de zondeval de ontvangenis van alle mensen even zuiver zou geweest zijn. Zij sprak ook over haar geliefde zuster, Maria Heli; deze werd door haar ouders niet erkend als het kind der belofte en daarna hebben zij zich zo lang onthouden en bleven vurig verlangen naar de beloofde vrucht. – Het verheugde mij hier uit de mond van de Heilige Maagd zelf te vernemen wat mij steeds over haar oudste zuster in visioenen getoond werd. – Ik zag nu weer geheel de loop der genadegaven aan de ouders van de H. Maagd geschonken, vanaf de verschijning van de engel aan Joachim en Anna, tot de ontmoeting onder de Gouden Poort, zoals ik reeds meerdere malen heb medegedeeld. Onder de Gouden Poort, dat wil zeggen, in de onderaardse heilige gang onder de Gouden Poort, zag ik Joachim en Anna omgeven van een menigte lichtstralende engelen en zij zelf verbreidden ook een hemels licht en zij waren rein als geesten in een bovennatuurlijke toestand, zoals nog nooit tevoren een mensenpaar geweest is.”

Ook op de feestdag zelf – 8 december – kreeg A.K. Emmerick een zinnebeeldend visioen hierover: “Ik zag de H. Anna tussen de H. Joachim en een andere man, misschien wel haar vader. Onder haar borst zag ik een lichtende plek in de vorm van een kelk en daarin de gedaante van een schitterend kind, dat zich ontwikkelde en groter werd. Het hield de handjes over de borst gekruist, het hoofdje voorover gebogen en ontelbaar veel stralen gingen er van uit naar één zijde van de wereld.”

Over de eigenlijke gebeurtenis:

Nadat Joachim ongeveer het derde gedeelte van de gang (onder de Tempel) doorlopen had, kwam hij in een plaats, waar, in het midden, een zuil stond in de vorm van een palmboom met neerhangende bladeren en vruchten. Hier nu trad Anna, stralend van vreugde, hem tegemoet. Ze omarmden elkaar in heilige blijdschap en deelden mekaar hun geluk mee. Zij waren buiten zichzelf en door een lichtwolk omgeven. Dit licht zag ik uitgaan van een grote schaar engelen, die de verschijning van een hoge, licht-uitstralende toren droegen en op Joachim en Anna neer gezweefd kwamen. Deze toren had de vorm van de toren van David, van de Ivoren Toren, enz. zoals ik deze zie onder het bidden van de litanie van Onze-Lieve-Vrouw van Loreto. Ik zag hem als verdwijnen tussen Anna en Joachim, terwijl een lichtwolk hen omgaf. Ik begreep nu dat, ten gevolge van de hier aan Joachim en Anna verleende zegen en genade Maria’s ontvangenis geheel onbevlekt was, juist zoals alle ontvangenis het zonder de zondeval zou geweest zijn. Terzelfder tijd had ik een onbeschrijfelijk visioen: de hemel ging boven hun hoofden open en ik zag de vreugde van de H. Drie-eenheid en der engelen en hun medewerking aan de geheimenisvolle zegening, die de ouders van Maria hier ontvingen.

Ik bekwam bij deze gelegenheid ook de verklaring dat de ouders de handeling, waardoor Maria ontvangen werd, gesteld hebben zonder inmenging van begeerlijkheid en uit heilige gehoorzaamheid. Ook werd me getoond dat zij daarna in een bestendige onthouding, in de verhevenste godsvrucht en de vurigste liefde geleefd hebben. Meteen werd me duidelijk te kennen gegeven dat de reinheid, kuisheid en onthouding van de ouders en hun strijd tegen alle onreinheid een onmetelijke invloed hebben op de heiligheid van de kinderen die zij verwekken, en hoe algehele onthouding na de ontvangenis vele zondekiemen van de vrucht afweert. Ik zag het als een algemene regel dat buitensporigheid en onmatigheid de bron zijn van misvorming en zonde.

Uit de openbaringen van de H. Brigitta van Zweden:

Jezus zei tegen de H. Brigitta: “Ik verkoos tot moeder een maagd, die van een vader en een moeder geboren was, maar die Ik waardig keurde Mij, zonder de medewerking van een man en zonder zonde ter wereld te brengen, zodat mijn Godheid een mensheid (een menselijk lichaam) van een maagdelijke vrouw kreeg, zonder schending van haar maagdelijkheid. Zo zouden, was het niet geweest van de zondeval, de eerste kinderen in het paradijs door de geheimen der goddelijke liefde en door de wederzijdse liefde der ouders zonder lichamelijke wellust geboren zijn geworden.” (Openb. I, 26).

Maria tot de H. Brigitta:God heeft mijn vader en moeder in zulk een kuis huwelijk verbonden, dat er nergens en nooit zulk een heeft bestaan. Nooit maakten zij van hun recht gebruik, tenzij met de goede mening om, volgens Gods wet, vruchten voort te brengen. Als hun door een engel geboodschapt was dat zij een maagd zouden verwekken uit wie het Heil van de wereld voort zou spruiten, zouden zij liever gestorven zijn dan haar te verwekken in vleselijke liefde. De begeerlijkheid was in hen uitgedoofd. Zij hebben mij verwekt, dit verzeker ik u stellig, louter onder aandrijving van de goddelijke liefde, op het bevel van de engel, uit gehoorzaamheid aan God en zonder enige lagere lust. Zo werd dan uit hun zaad door de goddelijke liefde mijn lichaam verwekt en gevormd. En daarom is het de waarheid dat ik zonder de erfzonde ontvangen ben, en dat, zoals mijn Zoon en ik nooit gezondigd hebben, er ook geen huwelijk heeft bestaan, dat zo eerbaar en zuiver geweest is als dat waaruit ik gesproten ben.” (Openb. I, 9; cfr. VI, 49, 55; IV, 119, 140).

Nogmaals de Heilige Maagd: “Het uur van mijn ontvangenis mag terecht het gulden en kostbaar uur genoemd worden, omdat, terwijl andere echtelingen zich uit vleselijk verlangen lichamelijk verenigen, mijn ouders alleen uit gehoorzaamheid en op Gods bevel samenkwamen. Vandaar dat het uur waarop ik ontvangen ben, een gouden uur is, want dan nam de verlossing van allen een aanvang, en de duisternis ging spoedig over in het licht.” (Openb, VI, 55)

Uit: Het leven der H. Maagd Maria, beschreven naar de visioenen van A. C. Emmerick, J.J. Romen & Zonen, uitgevers, Roermond, 1924.

1 reactie »

Geef een reactie op Thijs Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.