Spring naar inhoud

Kerstmis: de Redder die in de wereld kwam

Nativity

Het is Kerstmis, waarbij we de geboorte van Jezus Christus, de Redder van de wereld, vieren.

Lucas 2,1-8: In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat de hele wereld zich moest laten registreren.  Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was.  Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David, Betlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was.  Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen,  en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf.

Omdat dit fragment uit de Bijbel nogal beknopt is willen we graag eens verwijzen naar de prachtige visioenen van de Zalige Anna Katharina Emmerick. Zij kreeg in 1821 visioenen over het leven van Maria en het leven, lijden en sterven van Jezus. Zij verhaalde als volgt:

Vrijdag, 23 november. – De zon stond reeds diep, toen de H. Familie de ingang van de grot bereikte. De jonge, los meelopende ezelin, die bij het vaderlijk huis van Jozef aanstonds om de stad heen naar hier vooruit was gelopen, kwam hun dadelijk bij hun aankomst tegemoet; zij sprong en huppelde speels om hen heen; dit viel de H. Maagd op en zij zei tot Jozef: “Zie, het is gewis Gods wil dat wij hier onze intrek nemen.” Jozef was evenwel zeer bedroefd en in zijn hart voor Maria verlegen, omdat hij haar zo dikwijls een goede ontvangst te Bethlehem had voorgespiegeld en nu niets voor haar had gevonden dan een eenzame grot. Hij plaatste het lastdier onder het afdak vóór de ingang van de grot en bracht daar voor Maria ook een rustplaats in gereedheid. Maria ging erop neerzitten en hierop ontstak Jozef het licht. Vervolgens opende hij de deur die uit licht vlechtwerk bestond en ging binnen. De ingang van de grot was nauw, doordat tegen de wanden vele bossen stonden van een soort stro dat op biezen geleek en waarover bruine matten hingen. Ook verder, achteraan, in de gewelfde grotkamer stonden allerlei hinderende voorwerpen. Jozef hield een opruiming en bracht zoveel naar buiten als nodig was om voor de H. Maagd een gemakkelijke rustplaats in het oostelijk punt van de grot te bereiden (nl. in de nis). Nu bevestigde hij een brandende lamp aan de wand van de deemsterige grot en bracht Maria binnen; zij ging op de met dekens en reisgoed aangelegde rustplaats neerzitten. Jozef verontschuldigde zich deemoedig dat hij geen fatsoenlijker onderkomen had kunnen vinden, doch in haar vurige, stildiepe godsliefde was de H. Maagd tevreden en gelukkig.

Zaterdag, 24 november. – De H. Maagd bracht de sabbat in de grot der kribbe in gebed en overweging door: zij was vol vurige godsvrucht. Jozef ging verscheidene malen uit, waarschijnlijk om de sabbatoefeningen in de synagoge te Bethlehem bij te wonen. Ik zag hen samen de gisteren toebereide spijzen gebruiken en ook hun gebed gemeenschappelijk verrichten. ‘s Namiddags, om de tijd waarop de Joden op de sabbat een wandeling plegen te doen, gingen zij door het kleine dal achter de grot naar de grafspelonk (Melkgrot) van Maraha, Abrahams voedster; zij bleven een aanzienlijke tijd in die grot, die ruimer was dan de grot van de kribbe. In deze grafgrot zorgde Jozef weer voor een zitplaats voor Maria; daarna baden zij ook nog lange tijd onder de heilige boom boven de grot. Maria volhardde hier in het gebed, totdat Jozef, die weer voor het sluiten van de sabbat naar Bethlehem gegaan was, haar kwam halen om met haar naar de geboortegrot terug te keren. Maria had tot de H. Jozef gezegd dat haar Kind heden te middernacht geboren zou worden; het was immers op dat uur 9 maanden geleden dat Gods engel haar begroet had. Zij had Jozef gesmeekt om van zijn kant geen moeite te ontzien om het door God beloofde en miraculeus ontvangen Kind bij zijn intrede in de wereld zo eervol mogelijk te ontvangen. Ook verzocht zij hem zijn gebed met het hare te verenigen, om voor de hardvochtige lieden, die hun onderdak geweigerd hadden, genade te verwerven. Jozef vroeg haar of zij het niet goed vond dat hij naar Bethlehem ging, om de hulp in te roepen van een paar goede vrouwen, die hij daar kende, doch zij wees dit voorstel af met de verzekering dat menselijke hulp onnodig zou zijn. Jozef maakte nog spijzen gereed en zij aten en baden tezamen. Vervolgens zonderde hij zijn slaapcel geheel van de overige ruimte af, door ze af te sluiten met matten die hij in de grot gevonden had en die hij op enige staken hing. Hij voederde ook nog de ezel, die, gezien van de ingang (of gang) uit, links tegen de wand van de geboortegrot stond. Dan vulde hij de ruif of de van staven gemaakte kribbe, met biezen en fijn zacht mos en spreidde er een deken over uit, die over de rand van de ruif neerhing. Toen nu de H. Maagd hem zei dat haar ogenblik naderde en dat hij zich in zijn celletje in gebed zou afzonderen, hing hij nog verscheidene brandende lampen in de grot op en ging dan, daar hij gerucht buiten de grot meende te horen, nog even zien. Hier vond hij de jonge ezelin, die tot nog toe vrij in het herdersdal rondgelopen had; ze was vol speelse vreugde naar hier gerend en nu dartelde.

De geboorte van Christus

Na de ezelin vastgebonden te hebben, keerde Jozef terug in de grot. Alvorens in zijn slaapcel binnen te gaan, wierp hij een blik in de richting van de H. Maagd en zag haar op haar legerstede in gebed neergeknield, met het aangezicht naar het oosten en dus met haar rug naar hem gekeerd; hij zag haar als met vlammen omgeven; de gehele grot was als met een bovennatuurlijk licht vervuld; hij beschouwde deze vlammen gelijk eertijds Mozes verbaasd de brandende doornstruik beschouwde (Ex. 3, 3). Dan trad hij vol heilige schroom zijn slaapvertrek binnen en wierp zich biddend op zijn aangezicht neer. Ik zag de glans rondom de H. Maagd voortdurend in helderheid toenemen; het licht van de door Jozef ontstoken lampen was niet meer zichtbaar. Maria zat geknield op haar in een ruim, ongegordeld, rondom haar op de grond uitgespreid kleed, met het aangezicht naar het oosten, naar de nis. Op het twaalfde, middernachtelijk uur geraakte zij onder haar gebed in extase. Ik zag haar van de aarde omhoog geheven en de grond onder haar; zij hield de handen gekruist op de borst; de glans om haar heen groeide gedurig; alles, zelfs het levenloze, scheen bezield en vol vreugde te leven en te bewegen; het rotssteen van het gewelf, van de wanden, van de bodem der grot, alles was in dit licht als met sprankelend leven vervuld. Opeens was voor mij het gewelf van de grot verdwenen; boven Maria opende zich een baan van licht, die zich met toenemende glans verhief tot in het hoogste van de hemel. In deze lichtbaan was in de verte een drukke, wonderbare beweging van gloriën die door elkander wemelden, doch die, naar gelang ze nader kwamen, duidelijker in de vorm van hemelse engelenkoren verschenen. De H. Maagd, in vervoering van de aarde opgeheven, doch haar blik ter aarde nederrichtend, aanbad nu haar God, wiens moeder zij geworden was, haar God, die haar nu als pasgeboren, hulpeloos wichtje, haar Kindje vóór haar op de grond neer lag. Ik zag onze Verlosser als een schitterend, heel klein Wichtje, dat met zijn eigen licht de omringende glans overstraalde, op het tapijt vóór de knieën van de H. Maagd neerliggen. Het leek me heel klein te zijn en onder mijn ogen te groeien. Doch dit alles was slechts het trillen en bewegen van zulk een grote glans, dat ik nauwkeurig zeggen kan hoe ik het gezien heb. De H. Maagd bleef nog een tijdlang in geestverrukking en ik zag hoe zij een doek over het Kind uitspreidde, maar zij raakte het nog niet aan en nam het niet op. Dit duurde een aanzienlijke tijd en dan zag ik het Kindje Jezus zich bewegen en ik hoorde het wenen. Hierop kwam Maria tot zichzelf, hief het van het rusttapijt op en hulde het in de doek die zij erover uitgespreid had en hield het nu in haar armen aan haar borst gedrukt; vervolgens ging zij zitten en hulde zich met haar Kind geheel in haar sluier, en ik vermoed dat Maria nu de Verlosser voedde aan de borst. Thans zag ik om haar heen vele engelen in een geheel menselijke gedaante vóór het Kindje in aanbidding op hun aangezicht ter aarde liggen … Er kon een uur na de geboorte verlopen zijn, toen Maria nu de H. Jozef, die nog aan het bidden was, uit zijn cel riep. Hij naderde en wierp zich vol godsvrucht, vreugde en nederigheid op zijn aangezicht neer. Eerst toen Maria hem opnieuw verzocht om met vreugde en dank het geschenk van de Allerhoogste aan zijn hart te drukken; richtte hij zich op, ontving het Jezuskindje in zijn armen en loofde en dankte onder vreugdetranen de barmhartige God. De H. Maagd wikkelde het Jezuskindje in doeken; ik kan mij die zwachtels op het ogenblik niet duidelijk meer herinneren; ik weet alleen nog dat het eerst in een rode doek, en hierboven in een witte tot onder de armpjes gewonden werd. Hogerop hulde Maria het tot aan het hoofdje in een ander doekje; zij had slechts vier windsels bij zich. Nu zag ik Maria en Jozef naast elkander met de benen onder zich gekruist op de platte aarde neergezeten; zij spraken niet en schenen in aanbidding en beschouwing verzonken. Vóór Maria lag op het dekentapijt, als een klein kind ingewikkeld, de pasgeboren Jezus, schoon en schitterend als een licht uit de hemel. “Ach!” zo dacht ik, “deze plaats bevat het Heil van de gehele wereld en niemand vermoedt het!” Hierna legden zij het kind in de kribbe die Jozef met biezen en fijne kruiden opgevuld en met een aan de zijden neerhangende deken overdekt had; ze stond op 4 staken boven de op de grond liggende steentrog of drinkbak, rechts van de gang van de grot, waar deze een ruime verbreding naar het zuiden maakt. Dit gedeelte van de grot, waarin men met treden afdaalt, ligt dieper dan het gedeelte waarin Hij geboren is. Nadat zij het Kind in de kribbe hadden neergelegd, stonden zij allebei ernaast en stortten tranen van geluk, God lovend en dankend.

Zondag, 25 november ’s morgens. – In de morgenschemering na de geboorte van Christus begaven zich de drie hoofdmannen der herders van de heuvel (Beit Sahoer) naar de geboortegrot. De geschenken die zij vooraf in gereedheid gebracht hadden, bestonden in kleine dieren, die niet slecht op reebokken geleken. Indien het geitenbokjes waren, dan verschilden die van daar veel van deze in ons land; ze hadden lange halzen, schone helder blinkende ogen en waren fijn gevormd, vlug en licht. De herders leidden ze aan lange dunne touwen en ze liepen naast en achter hen aan. Ook hadden de herders nog trossen van geslachte vogels mee, die van hun schouders hingen, en onder hun armen droegen zij bovendien grotere vogels die nog leefden. Zij klopten schuchter op de deur aan en Jozef trad hun vriendelijk tegen; zij zeiden hem wat de engel in de nacht hun verkondigd had en dat zij nu kwamen om aan het Kind der Belofte hun hulde en schamele geschenken aan te bieden. Jozef nam hun geschenken met ootmoedige dankbetuiging aan en liet hen de dieren in het kelderhol brengen, dat zijn ingang had naast de zuidelijke deur van de geboortegrot en hij ging tot daar met hen mee Hierna bracht hij de 3 herders bij de H. Maagd; zij zat op de geboortedeken ter aarde naast de kribbe met het Kindje Jezus op haar schoot. Met hun staf in de armen wierpen de herders zich allernederigst voor Jezus op de knieën en bleven lang in die houding, sprakeloos van ontroering en met troost overstelpt, terwijl tranen van vreugde en liefde over hun wangen rolden.

the_nativity_story_08

In de boodschappen van het Boek der Waarheid gaf Maria volgende mooie boodschap op 21 juni 2014:

Mijn lieve kind, mijn eigen leven op Aarde werd gemaakt door mijn Zoon, Jezus Christus. Mijn ziel werd in de Hemel geschapen door mijn Vader, God de Allerhoogste, en mijn geboorte was een buitengewoon Geschenk aan de mensheid. Ik werd door God gezonden met als enig doel om de langverwachte Messias ter wereld te brengen. De geboorte van Mijn Zoon was Miraculeus en vanaf het moment van Zijn eerste Ademhaling was mijn enig verlangen Hem te dienen in al Zijn behoeften. Ik aanbad mijn Zoon en erkende Hem met grote verering. Zijn mooie Goddelijk voorkomen was al gauw duidelijk binnen drie maanden na Zijn geboorte. Zijn glimlach was stralend hoe jong Hij ook was, Zijn doordringende blauwe Ogen hadden een buitengewone diepte en rijpheid. Ik wist dat Ik er was om Hem in alles te dienen, maar Hij betoonde mij grote Liefde op al zeer vroege leeftijd.

birth jesus

Jezus Christus, de mensgeworden Zoon van God, werd geboren als een geschenk voor ieder van ons. Het is een bewijs van de grote liefde die God heeft voor zijn schepselen, wij, arme zondige mensen. God toonde Zijn liefde en Zijn verlangen om ons allemaal te redden en thuis te brengen bij Hem. Hij kwam om ons de Weg te wijzen.  Zijn uiteindelijke wrede Kruisdood was het ultieme en uiterste liefdesoffer, als verzoening voor onze zonden. Laten we de pasgeboren Redder met een kinderlijke liefde aanbidden, en tevens op deze dag vol verwachting uitzien naar Zijn Wederkomst. Maranatha! Kom Heer Jezus!

Zalig en gezegend Kerstfeest!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: