Uit de geschriften van de H. Margareta-Maria – Hoofdstuk XX
De ziel moet zich een welgevallen heiligdom trachten te maken voor het Heilig Hart van Onze Heer Jezus Christus.
Ziehier het verhaal van een uitstekend gunstbewijs waarmee de heilige werd vereerd op de dag van Hemelvaart:
“Toen men zich naar het klooster begaf om het ogenblik te eren waarop Onze Heer ten hemel steeg, bevond ik mij voor het Heilig Sacrament in grote rust. Aanstonds zag ik een brandend licht, dat mijn beminnelijke Jezus in zich omvatte. Hij naderde tot mij en zei mij deze woorden: ‘Mijn dochter, ik heb uw ziel uitverkozen om Mij een hemel van rust te zijn op aarde en uw hart zal een troon van geneugten zijn voor Mijn goddelijke liefde.’ Ik zei Hem nu en dan te midden van die heilige vertrouwelijke omgang, welke Hij mij aanspoorde met Hem te hebben: ‘Mijn God, bij al uw tedere liefkozingen kan ik niet vergeten dat ik U zoveel beledigingen heb aangedaan en dat Gij alles zijt en ik niets.’
Horen wij nu de heilige, wier hart een hemel van rust was voor haar goddelijke Bruidegom, ons met beminnelijke eenvoud leren, door welke middelen wij van onze harten een aangename woonplaats voor onze Zaligmaker kunnen maken:
“Ik nodig u uit om uw harten aldus bereid te houden om de bezoeken van Onze Heer te ontvangen. En daarvoor moeten wij al onze zinnen in de eenzaamheid houden door een innerlijke ingekeerdheid en alle nutteloos nadenken en terugblikken op onszelf buiten sluiten, daar dit dikwijls slechts dient om ons te verontrusten en onze ziel de vrede te ontnemen, onder welke zij nooit het heiligdom van Onze Heer kan zijn.”
“Gij moet altijd God in u beschouwen, want door Hem in ons te beschouwen moeten wel al onze vermogens en zelfs onze zintuigen tot een heilige ingekeerdheid komen. Beschouwen wij Hem echter buiten ons, dan zullen de uitwendige zaken ons lichtelijk verstrooien.”
“Wanneer wij Zijn liefde tot gast willen hebben, moeten wij onze harten ontledigen en onthechten van alle genegenheid tot de schepselen en tot onszelf, want alles wat ons hecht, onthecht en vervreemdt ons van God en van Zijn zuivere liefde, die heerst in het lijden en zegeviert in de nederigheid, om te genieten in de eenheid.”
“Gij moet uw ziel aldus beschouwen als een heiligdom waar God in woont. Daarom moet gij u wel wachten haar met enige vlek te besmeuren. Meer nog, gij moet van uw hart een troon Zijner liefde maken; en daar moet gij u met Hem afzonderen, om in stilzwijgen u met Hem te onderhouden, Hem te aanbidden en te beminnen uit al uw krachten en uit geheel uw vermogen.”
“Gelijk Jezus naijverig is op uw hart en het geheel alleen wil bezitten, moet gij ook naijverig zijn op het Zijne en Hem, zo het mogelijk is, meer dan wie ook beminnen.”
Gebed tot onze Zaligmaker als Koning in het Heilig Sacrament
“Ik aanbid U, o Jezus, machtige Koning, op Uw troon van liefde en barmhartigheid. Ontvang mij als uw slaaf/slavin en onderdaan, en vergeef mij, ik bid het U, mijn weerspannigheid en opstand tegen Uw opperste heerschappij over mijn ziel. Ach, zachtmoedige Koning, herinner U, dat Gij niet barmhartig kon zijn, indien Gij geen rampzalige onderdanen had. Strek dus, ik bezweer het U, Uw vrijgevige hand uit, om mijn uiterste armoede te verrijken met de kostbare schat van Uw heilige liefde, die niet anders is dan Gij zelf; maar verlos mij van te voren van deze rampzalige eigenliefde en van alle menselijk opzicht, die mij als gebonden en geketend houden. Kom o mijn opperste Koning, mijn banden verbreken en mij bevrijden uit de boze slavernij, om Uw Rijk in mijn hart te vestigen. Ik wil heersen in het Uwe door een brandende liefde jegens mijn naaste, door vol liefde van hem te spreken, door hem te verdragen, hem te verontschuldigen en hem niets aan te doen, wat ik niet wenste dat mij werd aangedaan, door nooit mijn hart of mijn tong met enige kwaadsprekendheid of wrok te bezoedelen. Ik zal mij doorn niets laten verontrusten, opdat mijn Koning in mij een rijk van vrede moge vinden. Amen.”
Uit: De heilige Margareta Maria en het Heilig Hart van Jezus, oefeningen voor de Junimaand, uit de geschriften der H. Margareta Maria; de Vlaamse boekenhalle, Leuven, 1920