Spring naar inhoud

Verschijning van De H. Maagd te Pellevoisin, Frankrijk, 1876

Achtentwintig kilometer van de hoofdstad Chateaurouy van het Franse departement Indre ligt het onaanzienlijk dorpje Pellevoisin, in de schaduw van het oude kasteel du Mée. in dat verloren oord nu werd een arm vrouwtje van 32 jaar, een zeer zuivere ziel, Estella Faguette, in 1876 vereerd met een bezoek van de H. Maagd. “U heb ik uitgekozen,” zal zij haar zeggen, “want ik kies uit wat klein en zwak is voor mijn glorie.” Uitgekozen ook, omdat de gebeden van Estelle, te mogen worden genezen, want ze was ernstig ziek, door Maria zou worden verhoord. Ontroerd voorzeker door deze woorden, uit een brief die de zieke met zo groot vertrouwen had geschreven en neergelegd bij de grot van het landgoed waar zij resideerde en waar een beeld van O.L.Vrouw van Lourdes was geplaatst: “Zie de smart van mijn ouders, als ik hun wordt onttrokken; ze zullen morgen nog hun brood moeten bedelen; denk dan aan Uw eigen smarten, toen Uw Zoon op het kruis werd uitgestrekt.” Estella had na een ongeval het noviciaat bij de Augustinessen van Châlons-sur-Marne moeten verlaten, en was zoals gezegd, ernstig ziek geworden. Ze was in dienstbetrekking gegaan bij de familie La Rochefoucauld, die haar teruggezonden had naar Pellevoisin, om in het gezonde klimaat van de Berry op te knappen.

O heel erg ziek! Verloren zelfs, opgegeven door de dokters, die niets meer voor haar konden doen, en wier getuigschriften de woorden voorkwamen van tuberculose, aandoeningen, buikvliesontsteking, verlamming, opzwelling van de linkerarm, welke genoeg spreken van de ellende waarin Estella zich bevond. Eerst weigert dokter Bernard de Buzançais, dan ook Hubert de Pellevoisin om nog te komen. En als op 8 februari dr. Hubert toch wordt geroepen, zal hij zeggen: “Niets aan te doen. Waarom mij dan toch roepen?” Diezelfde dag trad de doostrijd in. Maar de zieke weerstond. De H. Maagd had bij haar verschijning in de nacht van 14 op 15 februari gezegd: “Vrees niet. Heb geduld. Mijn Zoon laat zich verbidden. Nog vijf dagen zult ge lijden.” De volgende dag hoort Estella deze woorden: “Mijn Zoon heeft zich laten verbidden. Hij schenkt u het leven… Maar denk niet dat Hij u vrijstelt van het lijden. Gij zult lijden, dat maakt de verdienste uit van het leven… Ge zult mijn glorie verkondigen.”

In overeenstemming daarmee verzekert Estella de volgende dag aan pastoor Salmon, dat ze zaterdag zal genezen. “Al erger,” denkt de pastoor. ” Geen twijfel aan. Haar hoofd is nu ook in de war.” Ook aan de zeven anderen had zij haar genezing aangekondigd. En steeds ging zij achteruit, van uur tot uur. Ze is uitermate zwak, ze rochtelt. Toch haalt ze zaterdag, 19 februari, en blijft ten volle verzekerd van haar genezing. De pastoor is verrast, dat haar gelaatstrekken zich zo ontspannen. Toch weigert haar rechterarm elke dienst. De pastoor vertrekt om de H. Mis te gaan lezen, maar komt terug om haar de H. Communie te brengen. “Als ge hebt gecommuniceerd,” zegt hij, “moet ge proberen met uw rechterhand een kruis te maken. En als ge het goed doet, zal dat voor ons het teken zijn, dat de H. Maagd u heeft genezen.” Zelfs vol emotie reikt hij haar de H. Hostie toe. Onmiddellijk daarna kan Estella zonder moeite haar arm, zo lange tijd reeds verlamd, en geheel opgezwollen, zodat zelfs de huid is gebarsten, optillen. “Ik ben genezen,” roept zij uit. Ze staat op, gaat naar de keuken en begint met smaak te eten. De zwelling van de arm is verdwenen, de wonden waaruit bloed en etter liepen, hebben zich gesloten, het gezwel zo groot als een sinaasappel, is verdwenen: haar ogen staan helder, de pols slaat regelmatig, ze ademt rustig. Haar omgeving staat perplex en niet minder Dr. Hubert, die geroepen is. Dr. Bucqouy, geneesheer van het ziekenhuis, die later lid zal worden van de Medische Academie, kan een rapport overleggen aan de president van de commissie van onderzoek, dat in alle details het geval van Estella Faguette behandelt en eindigt met de verklaring dat de “plotselinge genezing onverklaarbaar is”.

Pas op 23 augustus 1929 stierf Estella, 84 jaar oud, dat is 53 jaar na haar wonderbare genezing van een dodelijke ziekte! Op vrijdag 18 februari had Estella deze woorden van de lippen van Maria vernomen: “Wat me het meeste verdriet, is het gebrek aan eerbied voor mijn Zoon in de H. Communie en in de houding bij het gebed, en als de geest met heel andere dingen bezig is.” Nog tien maal, tot aan 8 december, het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, zouden zich de verschijningen aan Estella voordoen.

Op de avond van 2 juli 1876 verscheen O.L.Vrouw omgeven door een guirlande van veelkleurige rozen, in een medaillon bijeen geschikt, en ze zei haar: “Is uw genezing niet één van de grootste bewijzen van mijn macht? In het bijzonder ben ik gekomen voor de bekering van de zondaars.” Op 3 juli hoorde Estella deze woorden: “Ik ben gekomen om het feest te sluiten.” Welk feest kon dat zijn? Estella wist het niet, maar de volgende dag zou ze horen, dat de kroning zou plaatsvinden van de Onbevlekte Ontvangenis te Lourdes. Daarmee werd de betrekking aangeduid tussen Lourdes en Pellevoisin en tegelijk de verzekering gegeven van de tegenwoordigheid van de H. Maagd op de feesten ter harer eer gehouden.

Estella kon haar dienst bij de La Rochefoucauld weer gewoon waarnemen. Op zaterdag 9 september keerde zij echter naar het dorpje terug om daar de H. Maagd te bedanken. Ze bad het rozenhoedje op haar knieën en mocht spoedig haar weldoenster aanschouwen: “U bent niet kalm genoeg. U hebt echter het Franse karakter: alles menen te kennen alvorens het te begrijpen, alles menen te begrijpen, alvorens het nog voldoende te kennen.” Dan hief ze het stukje witte linnen op, dat ze op haar borst droeg en toonde ze een Hart, rood gewond, vlammend, met bovenop een kruis en omgeven door een kroon van doornen: het scapulier in 1675 aan de H. Margareta-Maria te Paray-le-Monial getoond. “Ik hou an deze devotie,” zei de H. Maagd tot de zieneres, aan wie het Hart van Jezus zich openbaarde, niet in de vorm van een teken, maar als een levend hart van vlees, op welke zij, op uitnodiging van de H. Maagd – ongehoord wonder- haar lippen mocht drukken. Deze openbaring van het scapulier van het H. Hart was het doel van de verschijningen te Pellevoisin. Onze-Lieve-Vrouw sprak daar voor de mensen over haar liefde voor de devotie tot het H. Hart, het H. Hart, dat ondanks Zijn uitnodigingen van Paray-le-Monial, zo in de steek wordt gelaten.

Op vrijdag 15 september is de zieneres gedompeld in een lange extase voor O.L.Vrouw, die haar zegt: “Ik hou rekening met uw pogingen om uw kalmte te bewaren. Niet voor u alleen, maar ik vraag het u ook voor de Kerk en Frankrijk. In de Kerk is niet dié kalmte aanwezig, welke ik verlang. Ze moeten bidden en vertrouwen in mij hebben…! En wat heb ik niet allemaal voor Frankrijk gedaan! Hoeveel waarschuwingen! En toch weigert het nog te luisteren… Ik heb van te voren gewaarschuwd, zoveel te erger voor diegenen die u niet willen geloven! Ze zullen later de waarheid van mijn woorden inzien.”

Op 5 november, een zondag, verneemt Estella door Maria dat de tijd van haar beproevingen gaat beginnen. En in een lange extase op 8 december, het feest van Maria Onbevlekt Ontvangen, waarbij meer dan 15 personen als getuigen aanwezig waren, begreep ze, dat deze verschijning nu het afscheid betekende van O.L.Vrouw: “Ik ben heel en al barmhartig en verkrijg alles van mijn Zoon. De schatten van mijn Zoon zijn mij geopend. Dat men toch bidde!” Dan reikte de H. Maagd haar het scapulier toe, opdat ze het model ervan zou overnemen: “Niets zal me zo aangenaam zijn als deze livrei te zien op elk van mijn kinderen.”

Het scapulier werd in 1900 goedgekeurd door het Kerkelijk gezag: de dragers ervan vormden al spoedig een legioen. Waarschijnlijk scheen het, alsof Estella was verhoord. Maar ook begonnen vanaf dat ogenblik voor het heilige kind de beproevingen, die O.L.Vrouw had aangekondigd: “Er zullen u hinderlagen worden gelegd; men zal u als een overspannen zieneres behandelen en voor gek verklaren! Maar schenk aan dat alles geen aandacht. Blijf mij getrouw. Ik zal u helpen.” Inderdaad werd de arme Estella spoedig daarna afschuwelijk belasterd. In het dorp ontstonden hele troepen van schandalige godslasteraars, die samenspanden, alsof het ging om een hoogst gevaarlijk onderwerp. Maar zo zijn de krachten van de duisternis! De feiten werden de één na de ander door de gebeurtenissen bevestigd; maar opnieuw waren er dan van die typen, welke de schouders ophaalden en schamper lachten!

We moeten zien om te geloven! Maar waarom willen we dan niet geloven als we zien? Frankrijk deed zo. En de rest van de wereld volgde. “Er gebeurt niets in de wereld, wat al niet in de harten der mensen heeft plaatsgehad,” heeft eens Mgr. Fulton J. Sheen gezegd. “De oorlog is niets dan een realisatie van onze eigen kwaadaardigheid.” Daarom zullen er wel altijd oorlogen zijn op deze arme aardbol. De mensen doen het zichzelf aan. Maria zal het nodig vinden, zich nog eens aan die hardleerse schepselen te tonen. Wanneer zullen ze eens luisteren?

GEBED:

Schenk aan uw dienaren, vragen wij U, o Heer, de gave der hemelse genade, opdat hun, voor wie het moederschap van de H. Maagd, het begin is geweest van het heil, de viering ervan vermeerdering van vrede zou verlenen. Door Christus onze Heer. Amen.

Uit: Verschijningen van Maria in West-Europa 1491-1953 Door Dom. A. Beekman O.S.B.; Stichting Recht zonder onderscheid – Pater Koopman – Nijmegen

1 reactie »

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: