Over afgoderij
De Mechelse Catechismus zegt over het Eerste Gebod: “Het eerste gebod van God gebiedt God alleen te aanbidden en Hem boven alles te beminnen.” God verbood de mensen een beeltenis te maken van een wezen in de hemel, op aarde of in de wateren: van één of ander dier of mens, om dit dan bóven God te stellen en te ‘aanbidden’.
Jammer genoeg hebben veel christenen op een gegeven ogenblik ook een één of andere afgod gehad, of hebben die nu nog. Indien men meer aandacht en tijd besteedt aan het bezig zijn met een werelds persoon (een idool), of materiële (verzamel-)objecten, dan aan God en gebed, dan is het een afgod geworden: het is op de eerste plaats gekomen – God is op de achtergrond gekomen – ondanks dat men denkt een goed christen te zijn en God te eren.
Ik had ook een afgod. Bij mij was het mijn collectie schedels, skeletten, schelpen en fossielen.

Eén van de items uit mijn vroegere collectie…
Ik verzamelde die zaken al sinds mijn 12 jaar. In het begin leek het onschuldig, maar al gauw veranderde dit in een soort obsessie. Ik moest altijd meer hebben, de collectie moest steeds meer uitgebreid worden. Toen ik een nieuw stuk had toegevoegd aan mijn collectie (één of andere schedel), dan voelde ik mij intens gelukkig. Maar de volgende dag voelde ik al een soort leegte in mij: er moest weer een nieuw stuk toegevoegd worden. Ik was nooit tevreden met wat ik had. Maar tegelijkertijd voelde ik dat ik “teveel” had, en ik deed regelmatig stukken van de hand. Het was een contradictie: ik verlangde naar meer, naar altijd nieuwe items, maar ik deed er ook steeds weg. Ik was nooit echt tevreden of gelukkig.
Daar kwam een eind aan toen ik op 1 januari 2012 van God een bijzonder ervaring kreeg (waar ik lange tijd voor had gebeden en gesmeekt): ik ontving tijdens mijn slaap voelbaar de H. Geest, waarna ik lange tijd wakker lag en tot mijzelf moest komen. Ik had nog nooit zo’n hemelse ervaring gehad. De dag daarna begon ik een afkeer te krijgen van mijn collectie: het verlangen begon bij mij op te komen om het allemaal te verkopen. Items waar ik enkele dagen eerder nog geen afstand van kon doen, omdat ik er zo aan gehecht was. God had mij losgemaakt van mijn slavernij, de slavernij van het (najagen van) overtollig bezit, de hebzucht, de afgoderij van vergankelijke dingen.
Toch had ik het idee om enkele van mijn meest dierbare stukken te sparen in een doos. Maar toen ik die doos wou wegstoppen, hoorde ik innerlijk een Stem die mij vragend beval: “Wil je dat ook nog wegdoen?!” Ik wist dat dit de wil van de Heer was, en ik heb ze letterlijk weggegooid. Pas dan was ik klaar om met Jezus een relatie te beginnen, om te groeien in het geloof, en om Hem steeds meer lief te hebben. Het is niet verboden om bepaalde dingen te bezitten, om een cd te hebben van één of andere zanger die men graag hoort, maar als men er een obsessie van maakt, als dit je leven gaat bepalen, dan is het fout. Dan wordt er een grens overschreden: die van de matigheid en van het stellen van God boven alles. Dat was bij mij zo.
Afgoderij kent vele vormen. Dit hoeft dus niet te gaan over het bewieroken van een boeddhabeeld in de huiskamer. Je kamer volhangen met posters van je favoriete zanger of acteur, van je favoriete voetbalploeg… Of al je vrije tijd besteden aan het afschuimen van rommelmarkten op zoek naar oude munten of koperen obussen voor je collectie… (of in mijn geval: (o.a.) het internet afschuimen op zoek naar items voor mijn collectie). Allemaal vormen van afgoderij.
We kunnen geen twee heren dienen: het is ofwel de Mammon (de duivel van het geld, het najagen van overtollig materieel bezit of de verering van één of ander werelds idool), ofwel God.
Het eerst gebod gaat echter niet, zoals de protestanten denken, over het vereren van heiligen en het bezitten van een kruisbeeld of een heiligenbeeld of een relikwie. Want katholieken aanbidden die beelden en die heiligen niet, maar vereren die heiligen als Gods lievelingen, als wegwijzers naar de Hemel. Wij kunnen hun voorspraak inroepen, in het bijzonder die van de Allerheiligste Maagd Maria, de Moeder van Jezus. De voorstelling van het beeld helpt om zich naar de heilige te richten, en God heeft doorheen de geschiedenis vaak kenbaar gemaakt hoe aangenaam de heiligenverering, en bovenal de Mariaverering voor Hem is.