Getuigenis van dokter Gloria Polo, de lauwe katholieke vrouw die neergebliksemd werd en voor het Oordeel kwam (deel 3)
En ze toonden mij als echtgenote. Wie was ik? Ik zou dag in dag uit klagen, vanaf het aanbreken van de dag. Mijn echtgenoot zou dan zeggen: “goede morgen”, en ik zou antwoorden: “wat wil je daarmee zeggen, goed? Kijk, het regent buiten!” Ik zou ook klagen over mijn kinderen. Ze toonden mij at ik nooit liefde of medelijden had voor mijn naasten, voor mijn broeders en zusters daarbuiten. En de Heer zei me: “Je had nooit enige aandacht voor de zieken, en hield hen nooit gezelschap in hun eenzaamheid. Nooit eens mededogend voor kinderen zonder een moeder, voor al die lijdende kinderen!” Ik had een hart van steen. In een notendop, ik kon nog niet half goed antwoorden op mijn ‘test’ over de Tien Geboden.
Het was vreselijk. Ik was in totale wanorde. Ze konden me toch zeker niet beschuldigen van iemand te hebben vermoord?
Ik kocht bijvoorbeeld etenswaren voor mensen in nood, maar ik deed het niet uit liefde, maar eerder om goed over te komen, want het was cool dat iedereen zou zien hoe goed ik was, en het was geweldig om mensen in nood te manipuleren. Ik vertelde hen: “neem deze etenswaren, maar alstublieft, neem mijn plaats in bij de ouder-leerkracht conferentie, want ik heb geen tijd om dat bij te wonen.” En dat is hoe ik dingen gaf aan mensen, maar ze manipuleerde. Daarnaast had ik het graag dat ik gevolgd werd door mensen die de loftrompet over mij staken. Ik maakte een beeld voor mijzelf. Mij werd verteld: ” Je had een god, en die god was geld! Je ben veroordeeld vanwege geld! Daardoor ben je in de dieperik gezonken en heb je jezelf verwijderd van de Heer.” We zijn rijk geweest, maar op dat moment waren we blut, met enkel maar schulden, zonder geld. Daarom, toen ze mij zeiden dat geld mijn god was, riep ik: “Welk geld? Op aarde heb ik veel schulden nagelaten!”
En dat is alles wat ik zei….
Toen ze mij vertelden over het Tweede Gebod, zag ik vol droefheid dat ik als klein meisje leerde dat leugens een uitstekende manier waren om de zware straffen van mijn moeder te ontlopen. Ik begon te wandelen met de vader van de leugens (Satan) en ik werd een leugenaar. Terwijl mijn zonden aangroeiden, groeiden ook mijn leugens. Ik merkte het respect van mijn moeder voor de Heer en hoe zijn Naam heilig was voor haar, zodus nam ik dat als een wapen en ik begon te ijdel te zweren. Ik zei: “Moeder, ik zweer aan God…” en dat is hoe ik straffen ontliep. Beeld u mijn leugens in, de meest heilige naam van de Heer in mijn rottigheid plaatsend, want ik was op dat moment vol vuil en zonde.
En kijk, broeders en zusters, ik leerde dat woorden niet leeg weggaan. Wanneer mijn moeder het mij zwaar maakte, zei ik: “Moeder, als ik lieg, laat dan een bliksemflits mij treffen!” En hoewel die woorden mettertijd vervaagden, is het door de barmhartigheid van God dat ik hier ben, want in werkelijkheid raakte de bliksem mij, die mij bijna in twee sloeg, en mij verbrandde.
Ze zouden mij tonen hoe ik, die mijzelf een Katholiek noemde, nooit mijn woord hield en altijd de Naam van de Heer ijdel zou gebruiken. Het schokte mij om te zien hoe de Heer al die gruwelijke schepselen passeerde en hoe die zich voor hem op de grond gooiden in aanbidding. Ik zag de Heilige Maagd neerliggen aan de voeten van de Heer, voor mij biddend in een smeekgebed, terwijl ik, een zondaar diep in de vuilnis, mijn discussie met de Heer verderzette. Ik vond mijzelf zo rechtvaardig! Klagend en vloekend tegen de Heer.
Over het heilig houden van de dag van de Heer: het was verschrikkelijk en ik voelde een intense pijn. De Stem vertelde mij hoe ik elke dag vier tot vijf uur per dag besteedde aan mijn lichaam, maar zelfs niet tien minuten van diepe liefde tot mijn Heer zou doorbrengen in dankzegging of een eenvoudig gebed. Ik begon de rozenkrans heel snel en ik zei tegen mijzelf: “Ik kan de rozenkrans afwerken tijdens de reclame bij het kijken naar mijn tv-serie over de opera.” Ze toonden mij hoe ik nooit dankbaar was tegenover de Heer. Ze toonden mij ook wat ik zei toen ik niet wilde naar de Mis gaan: “Maar mama, God is overal, waarom moet ik naar daar gaan?” Natuurlijk was het een zeer goede gelegenheid voor mij om dat te zeggen. De stem herinnerde mij eraan hoe de Heer mij 24 uur per dag aanschouwde, maar dat ik nooit een beetje bad, of op zondag Hem dankte, om hem gelijk welke dankbaarheid of liefde te betonen; dat naar de kerk gaan het voedsel van mijn ziel was. Maar ik zorgde in de plaats daarvan voor mijn lichaam. Ik was de slaaf van mijn lichaam, en ik vergat één detail: ik had een ziel en ik zorgde er nooit voor. Ik voedde het nooit met het woord van God, want ik trachtte uit te leggen dat als iemand het Woord van God leest, gek zou worden.
Over de Sacramenten kon ik niets uitbrengen. Ik zei dat ik nooit naar de biecht wilde gaan bij die oude mannen die erger waren an ik. Ik deed dat, omdat het mij zeer goed uitkwam temidden van mij eigen zondigheid. De Boze dreef mij weg van de biecht, en dat is hoe hij zuiverheid en genezing wegnam van mijn ziel, want elke keer dat ik zondigde, was er een prijs te betalen: binnen de witte zuiverheid van mijn ziel, zou Satan zijn smet plaatsen, een smet van duisternis. Nooit, buiten mijn eerste Communie, deed ik een goede biecht. Van dan af aan, ontving ik mijn Heer onwaardig. Het gebrek aan samenhang in mijn leven bereikte zo’n punt, dat ik zou lasteren en uitdagen: “Waarom ‘heilig’ sacrament? Kun je je inbeelden dat God levend is in een stuk brood? Priesters zouden wat suikerpasta op die wafel moeten smeren, om het lekker te maken!” Dat is hoe laag mijn relatie met de Heer viel.
In het volgend deel komt aan bod hoe zij abortussen promootte, en een moordmachine was, vanwege het gebruik van een spiraaltje (waarbij de innesteling van de bevruchte eicel wordt verhinderd).