Spring naar inhoud

De helderziendheid van het Heilig Paterke van Hasselt

De helderziendheid van de H. Pater Pio is velen bekend. Maar weinigen weten dat ook in Vlaanderen wij een pater hadden die helderziend was – hij kon verborgen zaken onthullen die niemand anders kon weten: Pater Valentinus Paquay (1828 – 1905), in de volksmond ook wel bekend als het ‘Heilig Paterke’. Een greep uit de voorbeelden:

De moeder van een bekende familie in A. vond geen troost na de dood van haar twee dochters: de gedachte dat ze verloren konden zijn, kwelde haar voortdurend. Ze begaf zich naar pater Valentinus. Vóór ze de kans gekregen had een woord te uiten, zegde hij: “Kindje, wees gerust, uw dochters zijn veilig.”

Een meisje van T. zou na drie dagen bij iemand in dienst treden. Ze vertoefde toevallig in Hasselt, waar ze tevoren nooit was geweest: ze sprak haar biecht bij pater Valentinus, zonder van de dienst te gewagen. De pater waarschuwde haar plotseling: “Ge moogt die nieuwe dienst niet aanvaarden… die man is niet braaf…” Ze was ten zeerste verwonderd door die vermaning en vroeg: “Hoe weet gij dat pater?” Hij antwoordde: “Gij moogt daar niet binnengaan. Die man is niet braaf.” Het dienstmeisje keerde terug naar huis en dacht onderweg: “Wat weet die pater daarvan? Die man is een gebuur van ons; ik kom reeds vijf jaar voorbij dat huis; ik ga die betrekking toch aanvaarden.” Zij deed het. In het begin vlotte alles goed. Na een tijdje echter kwam de voorspelling van pater Valentinus uit en het meisje zag zich verplicht te vertrekken. Later keerde ze terug naar Hasselt. Ze wou eens vernemen, wat pater Valentinus thans zou mededelen. Na de biecht sprak hij: “Ik had het u wel gezegd, dat die man niet deugde!” – “Maar hoe weet ge dat toch pater? Het is wel een jaar geleden!” – “Het is meer dan twee jaar geleden. Toen zat ge aan de andere kant van de biechtstoel.”

Hij sprak tot een dame bij haar binnentreden in de biechtstoel: “Moederke, uw dochter stelt het opperbest bij de Clarissen in… Ze is er zo gelukkig! O Maria is zulk braaf kind!” De dame was van meer dan dertig uur ver naar Hasselt gereisd (wellicht te voet) om de biechtvader te raadplegen en de heilige pater was haar totaal onbekend.

Een kloosterzuster had ondervonden dat pater Valentinus haar geheimste gedachten raadde en haar daardoor uiterst gepast vermaande. Op zekere dag hoorde ze plots haar belijdenis onderbreken, en uitroepen: “Kindje, kindje, ik moet het u zeggen.” – “Wat dan, eerwaarde pater?” – “Kindje, ik moet het u zeggen, of Onze Lieve Heer zou me straffen: ik moet het u zeggen, ik moet.” – “Maar wat dan, alstublieft, eerwaarde pater?” – “Gij zult niet lang meer leven, kindje.” Ze zweeg, maar hechtte geen geloof aan die woorden en dacht bij zichzelf: al word ik zeventig, tachtig, negentig jaar oud, dat zou in uw ogen toch geen lang leven zijn. – “Kindje, kindje,…” antwoordde de pater op die inwendige gedachte, “gij zeventig, tachtig, negentig jaar? Neen dat niet. Ik zeg u: gij zult zo oud niet worden.” Inderdaad, deze zuster is na een lange en pijnlijke ziekte die ze uiterst geduldig verdroeg overleden in 1909, op de leeftijd van 47 jaar.

Een jonge dame van X. zou huwen. De dag was vastgesteld, een huis was gehuurd, de meubelen waren gekocht en het bruidstoilet was klaar. Er rees nochtans een bezwaar. Op raad van haar biechtvader begaf ze zich naar Hasselt om pater Valentinus te raadplegen. Na haar uitleg bleef hij met gevouwen handen in stilte zitten, alsof hij bad, en sprak dan minzaam: “Kindje, Onze Lieve Heer heeft u reeds zwaar beproefd en heeft zelfs zwaardere kruisen voor u weggelegd: als gij dit uit liefde voor Hem gedragen hebt, zal Hij u tot zijn bruid nemen. Uw hart is té edel om aan een aardse bruidegom te behoren. Gij moogt niet trouwen. Gij zult nooit trouwen, noch met deze persoon, noch met een ander. Gij moet in het klooster treden, zuster worden…” – “Maar eerwaarde pater, dat is onmogelijk. Alles is klaar voor mijn huwelijk.” – “Kindje, als gij in het huwelijk zult treden, zijt gij na drie maanden het ongelukkigste schepsel van de wereld. Voelt gij niet, dat het uw roeping niet is? Deze avond nog zult ge het ondervinden, en uw betrekkingen zullen afgebroken worden…” Heel en al verbaasd verliet de dame de biechtstoel. Diezelfde avond inderdaad, ontstond er ruzie en de verloving werd verbroken. Een tijd nadien kwam de dame terug naar pater Valentinus. Hij begroette haar met de woorden: “Ziet ge nu mijn kindje, dat ge de weg moet volgen, waar God u roept. Geef u geheel aan Hem.” – “Maar pater, ik heb er nooit aan gedacht. Ik heb er ook geen zin in. Men kan toch ook ongetrouwd in de wereld blijven en zalig worden.” – “Ja dat kan men, maar gij niet. En gij zoudt er diep ongelukkig worden. Al wat ge zoudt ondernemen, zal u mislukken. Als ge de biechtstoel verlaat, moet ge dadelijk naar de zusters… begeven. Vraag de weg, en zeg hun, dat ik u gestuurd heb. Daar wil God u hebben.” Zij ging. Wie kan de gevoelens beschrijven, die haar beroerden, ontstelden en bestormden? ‘Zijt gij dwaas, gij naar het klooster? Wat zullen uw kennissen daarvan vertellen? Die pater Valentinus is gek. Hij weet niet wat hij verklaart… En aan welke lotgevallen stelt ge u bloot? Keert eenvoudig terug… Een geheimzinnige hand bleek haar voort te drijven. In zulke gemoedsgesteltenis beschouwde ze het vermelde klooster. Ontgoocheld keerde ze naar haar geboortestad weer. Ze was rotsvast overtuigd dat ze helemaal niet geschikt en bestemd was voor het kloosterleven. Haar gewone biechtvader versterkte deze gevoelens: “Die pater van Hasselt is een heilige, maar hij kan toch de bal verkeerd slaan, en wie geen zin heeft voor het klooster moet daar niet intreden.”

Tegenslag op tegenslag trof de jonge vrouw. Dat verplichtte haar de woorden van het heilig Paterke te overwegen. Misschien riep God haar werkelijk? Ze keerde terug naar Hasselt en vroeg: “Als gij me durft verzekeren dat God me tot het kloosterleven roept, en dat ik daarin zal volharden, dan ben ik bereid te gaan.” – “Ga gerust mijn kindje”, antwoordde pater Valentinus. “Gij zijt daar geroepen. Ik zal bij God rekenschap over u geven. De toren van Sint-Quintinus van Hasselt zal nog eerder dansen dan dat gij het klooster zoudt verlaten. Gij krijgt een vagevuur op deze wereld, en na uw dood gaat ge regelrecht naar de Hemel. Lange goederentreinen zullen op die dag daar boven aankomen en de heiligen zullen de vraag stellen: van wie mag die vracht verdiensten zijn? Dan zult gij binnengeleid worden, de bruid van het Lam, om Hem voor de hele eeuwigheid te volgen… Drie maanden nadien bevond deze persoon zich in het klooster, en zij dankte God dag na dag, omdat Hij haar op zulk buitengewone wijze tot een leven van zielevrede en geluk geroepen had.

Uit: MOONEN, Remaclus, Pater; Het Heilig Paterke van Hasselt; 12de uitgave, Vice-Postulaat Minderbroederklooster, Hasselt, 1991

1 reactie »

  1. Mooi. Ik zou willen dat ik zo’n biechtvader had. Helaas zijn er die niet meer…maar er zal een tijd komen dat ze er weer wel zijn, zulke Heilige priesters. Gelukkig de mensen die dat mee gaan maken.

    Like

  2. Het Heilig Paterke is inderdaad een bijzondere heilige. Reeds mijn grootvader, die ondertussen 68 jaar geleden overleden is, bezocht hem, vertelde mijn moeder mij (die ondertussen ook overleden is, 23 jaar geleden). Ik heb hem als student en vervolgens gedurende mijn 42-jarige loopbaan (ben nu sinds enkele jaren met pensioen) als beschermer aangesproken / gebeden. hij heeft mij nooit in de steek gelaten…

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.