Spring naar inhoud

Het verlangen naar de heiligheid

Homilie gegeven door Eerwaarde De Bruyn op 1 oktober 2023 (hier gepubliceerd met toestemming).

“Dit is de wil van God : uw heiligmaking.” (Thess. 4, 2).

In de Naam van de Vader…

Dierbaren,

In het begin van Jezus optreden onder de mensen verhaalt het Mattheusevangelie ons de roeping van verschillende apostelen. Let goed op, hoe verbazigwekkend snel en bereidwillig de apostelen die roep van Ons Heer volgen.

“Terwijl Jezus langs het meer van Galilea wandelde, zag Hij twee broers het net uitwerpen in het meer: Simon, die Petrus wordt genoemd, en Andreas zijn broer; want ze waren vissers. 19 Hij zeide hun: Volgt Mij, en Ik zal mensenvissers van u maken. 20 Aanstonds verlieten ze hun netten, en volgden Hem. 21 En toen Hij vandaar verder ging, zag Hij twee andere broers, Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes zijn broer, die met hun vader Zebedeüs in de boot bezig waren, hun netten te herstellen; Hij riep ook hen. 22 Onmiddellijk verlieten ze de boot en hun vader, en volgden Hem.” (Mat 4, 18-22)

Eén blik, één woord: “volg Mij” en alles laten ze achter om Christus te volgen. Stel u dat eens voor… Wat moet er uit die blik en die ogen van Ons Heer wel niet gestraald hebben, dat die apostelen die Ons Heer nauwelijks kennen ogenblikkelijk volgen.

In hetzelfde evangelie bericht Mattheus ook zijn eigen roeping:

“Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij een man, Mattheüs genaamd, bij het tolhuis zitten. Hij zeide tot hem: Volg Mij. En hij stond op, en volgde Hem.” (Mat 9, 9)

Stel u dat voor. Mattheus, een belastinginner van beroep, niet geliefd en werelds, is druk bezig met munten te wegen en tellen, mensen staan rond zijn tafel. Dan klinkt plots een stem in hun midden: “Kom, volg Mij”. Mattheus kijk verwart op, ziet het gelaat van Ons Heer en als het ware versteend blijft hij Ons Heer aankijken. Deze ogen lijken wel zijn meest verborgen gedachten te doordringen. Mattheus begrijpt het niet, hij is diep innerlijk geraakt. Hij staat op en stapt op Ons Heer toe.

Ons Heer is als het ware een levende magneet die de zielen aantrekt. Zijn blik doordringt het diepste van het hart, bijna onweerstaanbaar verlaten allen, die door deze blik getroffen worden, alles en volgen Hem.

Jezus zou later tot hen zeggen: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Al hebben de apostelen dit woord nog niet gehoord, op de weg der genade die op dit geheimzinnige moment in hun harten dringt, lijken ze dit nu al te herkennen.

Dierbaren, dat moment heeft u allen al meegemaakt. Onder zijn onweerstaanbare blik, hebt ge u ooit gewonnen gegeven voor Christus, door zijn genade verlicht, hebt ge herkent dat de gelukspaden der wereld u bedrogen doen uitkomen en dat Christus het enigste licht van u leven is. Jezus is ooit, gelijk bij de apostelen, in uw leven binnengedrongen, ge dacht er niet aan, ge waart met andere dingen bezig. Gij zocht het schijnschone, het bedrieglijke, het schijngeluk en daardoor vergalde gij uw leven. Maar toen hoorde gij de woordenloze stem in uw hart weerklinken: “Kom, volg Mij”. Gij zijt Hem gevolgd. Gij hebt een andere levensweg ingeslaan. Welke weg? “Ik ben de weg, de waarheid en het leven?” Naar waar voert deze weg en over wat voor leven gaat het? De weg naar het leven der heiligheid en in de heiligheid ligt het geluk en de schoonheid. Maak u geen illusies! Er is geen andere weg naar waarachtig geluk. Neen, toen God u schiep, heeft Hij in uw natuur een doel gelegd, Hij heeft de handleiding ervan geschreven. In onze natuur heeft Hij een onbegrensde gelukshonger gelegd. Laat de hond maar tevreden zijn met zijn worst en de de koe met zijn weide. De mens is voor iets hoger geschapen als zinnegenot en materieel bezit. Zijn onbegrensde honger kan enkel maar verzadigd worden in het onbegrensde wezen, dat aan het begin van alles staat, dat de oorsprong is van alle zijn en van al het leven, dat de bron is van al het geschapen goed en iedere ontstane schoonheid. O houdt u toch niet langer op bij de zwakke en vertroebelde lichtstralen der schepping, maar stijg op tot de lichtbron van dat alles.

Dierbaren, eigenlijk verdoe ik mijn tijd door zo te spreken. Want dat deze aarde ons niet blijvend en waarachtig geluk kan schenken, weten wij allen in min of meerdere mate; dat enkel God het hart van de mens kan vervullen, dat hebben wij allen al in min of meerdere mate geproefd. Bij deze les te stoppen zou vroeg of laat een teleurstelling worden. Alhoewel het gezegde zo helder en eenvoudig in te zien is voor het verstand, in de praktijk lijkt het niet zo eenvoudig te zijn, in God het geluk te zoeken. Het is nog zo abstract, zo ver weg van ons alledaagse leven. En zo komen we tot een leven vol kunstmatige scheidingen. Nu zitten we in de Kerk, maar daarna begint terug het gewone leven; Hetgene ik in de kerk gehoord heb, heeft niet zo veel toepassing in mijn leven. Wat in de Kerk vernomen word, blijft zo te zeggen in de kerk, maar vindt geen toegang in ons leven.

In God ons geluk zoeken is nog veel te abstract. En daarom dierbaren, is God mens geworden om ons het ware leven voor te leven. Vandaar zullen we er meer baat bij hebben, wanneer wij het leven van Jezus beter gaan bestuderen en Jezus zelf beter gaan leren kennen in ons persoonlijk contact met Hem door ons innerlijk leven. Ik moet u daarbij helpen, maar hoe dan? Ik heb 15 minuten op 7 dagen. Nee, dierbaren, het werk der heiliging is uw werk, niet het mijne. Ik zal komende maanden in de predicaties het hebben over de middelen tot heiligheid. Aan u om ervan gebruik te maken! Maak elke week na de preek een voornemen, schrijf het op, en controleer uzelf bij uw gewetensonderzoek, dat zal u helpen.

Het eerste en noodzakelijkste hulpmiddel tot heiligheid is het oprecht, vurig en standvastig verlangen naar onze vooruitgang.

Op een dag kwam de zus van de heilige Thomas van Aquino op bezoek bij hem, om hem raad te vragen. “Beste broer, noem mij eens een voornaam middel op om een heilig leven te leiden.” Thomas dacht even na en gaf dan ten antwoord: “Kijk zus, verlangt gij heilig te worden, dan is het voldoende om het oprecht te willen”. Ja dierbaren, men moet het willen, ernaar verlangen. Van de kant Gods hoeft u niet te vrezen, Hij wil het, ongeacht waar u staat in het leven, wat u verleden geweest is of in welke levensstaat ge u bevindt. En als God iets wil, dan geeft Hij ook de nodige middelen daartoe. Als wij dus niet heilig worden en ons doel mislopen, want vergis u niet, in de Hemel zijn enkel heiligen, dan ligt dat aan ons! Wij moeten dus heiligen willen worden, wij moeten een verlangen ernaar koesteren.

“Zalig zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.” De 4de zaligspreking van Ons Heer. De gerechtigheid is het oud-testamentlijke woord voor heiligheid. Zo zegt Ons Heer: “Indien uw rechtvaardigheid niet groter is, dan die der Schriftgeleerden en farizeeën, zult gij niet ingaan in het rijk der hemelen” (Mat 6, 20). De H. Hieronymus zegt dat het niet voldoende is te verlangen naar heiligheid, maar dat we ernaar moeten hongeren en dorsten, gelijk koning David het in de psalmen uitdrukt: “Gelijk een hert dorst naar waterbronnen, zo verlangt mijn ziel naar U o God” (Ps 41).

Het boek der Wijsheid zegt over dezen, dat zij zullen schitteren “als vonken, die in een rieten bos rondlopen” (Wijsheid 3 , 7). Gelijk het vuur door een rieten bos loopt zodra het vuur gevat heeft, zo lopen diegenen die naar de heiligheid verlangen op de weg der deugd, zodra het goddelijke vuur in hen ontstoken is.

Vele dingen dreigen, helaas, dat verlangen te onderdrukken of ten minste te verzwakken: de drievoudige begeerlijkheid, de afschrik voor den strijd, de vrees van zich telkens te moeten inspannen en uiteindelijk om aan de genade te beantwoorden en voortgang te maken. Niemand nu gaat een moeilijk, steil pad op, zoo hij niet vurig verlangt het doel te bereiken. We moeten ons dus doordringen van de noodzakelijkheid om dit verlangen levendig te houden en het zo nodig met alle middelen weer op te wekken.

Daarom ook is in de H. Schrift alles er op gericht om in ons dat verlangen te ontsteken. Inderdaad, daar wordt ons als ideaal de navolging van de goddelijke volmaaktheden en Jezus zelf als toonbeeld voorgehouden, daar wordt ons verhaald van zijn deugden en de dringende uitnodiging tot navolging daaraan verbonden. Waartoe geschiedt dit anders, tenzij om ons het verlangen naar volmaaktheid in te storten?

De liturgie beoogt hetzelfde. In de loop van het kerkelijk jaar stelt zij ons de verschillende levensfasen van Christus voor ogen en wekt telkens overeenkomstige gevoelens en verlangens in ons op. In de Advent spoort zij ons aan om vurig te verzuchten, dat het rijk van Jezus in de zielen worde gevestigd. In den Kersttijd ontvlamt zij onze verlangens om dat rijk in onze harten uit te breiden. Van Septuagesima tot Pasen wekt zij ons op tot werken van boetvaardigheid om ons voor te bereiden op de genade van de Verrijzenis. Ten slotte nodigt zij ons, gedurende den Paastijd, tot de innige vereeniging met God, en tot het ontvangen der gaven van de H. Geest, vanaf Pinksteren tot het einde van het kerkelijk jaar. Zo weet de Liturgie het gehele jaar door, onder verschillende vormen en om telkens nieuwe beweegredenen, ons op te wekken tot geestelijke vooruitgang.

De ondervinding van de heiligen leert dat zonder dikwijls vernieuwd verlangen naar de volmaaktheid er geen voortgang is in het geestelijk leven. Zo zegt de H. Theresia : “Het is van groot belang onze verlangens niet te laten verslappen. Houden wij ons overtuigd, dat ook wij, met Gods hulp en eigen inspanning, na verloop van tijd zullen bereiken, wat zovele Heiligen door God ondersteund verworven hebben. Hadden zij nooit dergelijke verlangens opgewekt en niet getracht ze langzamerhand te verwezenlijken, dan zouden zij nooit zo hoog geklommen zijn … O van hoeveel gewicht is het in het geestelijk leven zichzelve aan te vuren tot grootse zaken”.

De praktijk van de geestelijke begeleiding, de ondervinding in het bestuur der zielen bevestigt de leer der Heiligen. Wanneer men met edelmoedige zielen te doen heeft, die het nederig en standvastig verlangen koesteren naar voortgang in het geestelijk leven, dan bemerkt men, hoe zij de hulpmiddelen ter volmaking aannemen en in beoefening brengen. Bij anderen echter, bij wie het verlangen naar de volmaaktheid van geen of weinig betekenis is, ondervindt men al snel, dat zelfs de dringendste opwekkingen slechts weinig uitwerken. Gelijk bij het voedsel voor het lichaam, is het ook bij het voedsel voor de ziel enkel voordelig voor diegenen die honger en dorst hebben. De Moeder Gods zingt in haar Magnificat: “De hongerigen heeft Hij met goederen vervuld, maar de rijken – die niets nodig meenden te hebben, die dus ook niet naar de heiligheid verlangden – heeft Hij ledig heen gezonden” (Luc 1, 53).

Krachtdadigheid van het verlangen naar de volmaaktheid.

“Zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden”.

God vindt er zijn behagen in onze gebeden te verhoren, vooral als zij onze heiliging tot doel hebben; niets vuriger toch wenst zijn Hart.

In het Evangelie nodigt ons Christus uit onze geestelij­ke dorst in Hem te lessen:“indien iemand dorst heeft, kome hij tot Mij en drinke” (Joh 7, 37). Hoe vuriger onze verlangens zijn, hoe meer genaden wij ontvangen, want de bron van levend water is onuitputtelijk.

Het verlangen verruimt onze ziel en maakt haar daardoor meer ontvankelijk voor de goddelijke mededelingen. Van Gods kant is er zulke volheid van goedheid en genaden, dat ons er zooveel van geschonken wordt, als wij bevatten kunnen. Hoe ruimer wij dus door oprechte en vurige verlangens onze ziel openzetten, des te meer kan zij uit de volheid Gods ontvangen.

Kinderen, zeg Jezus dikwijls dat jullie grote heiligen willen worden, omdat jullie daardoor altijd dicht bij Hem zullen leven. Herhaal het dikwijls.

Laat ons dierbaren bij deze H. Mis ons hart wijd openzetten door een groot verlangen. We zijn bij de bron, put er uit zoveel u wil. “Indien iemand dorst heeft, kome hij tot Mij en drinke!” Amen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.