Jezus zoekt hostiezielen – offerzielen (1)
Noot: Eerst zullen we de inleidende tekst weergeven, waarin Jezus zijn verlangen uit om offerzielen te vinden. De volgende keer zullen we dan verder gaan en dan vertelt Jezus hoe men zich plechtig aan Hem kan aanbieden als hostie-ziel en wat de liefdesproef en het levensprogramma inhoudt. Wij hopen op vele antwoorden aan Jezus’ oproep.
Jezus heeft dorst
Jezus: Vrome ziel, Ik ben Jezus, de grote Liefde-dorstige! Ik wend me tot u, zoals Ik eens deed tot de Samaritaanse vrouw. Herinner u deze publieke zondares! Daar Ik tot haar hart wou doordringen, vroeg Ik haar om drinken. De vrouw kende Me niet en reageerde bruusk, met een afwijzing. Toen riep Ik uit: O zo gij de genade Gods kende, en wist Wie het is die u te drinken vraagt!… Gij uitverkoren ziel, zoudt ge met een afwijzing antwoorden aan uw Jezus? Ik zal spreken tot uw hart. Luister met zachtmoedige nederigheid naar deze liefdelessen. Als ge uw oor zoudt sluiten voor Mijn Stem, zoudt ge u van zoveel verdere genaden beroven.
Als ik me tot u wend, dan is dit omdat Ik u bemin met een bijzondere liefde. Ik heb u op de wereld geplaatst in een land waar het licht van het Evangelie schittert. Ik heb u toevertrouwd aan een diep-christelijke familie. Ik droeg ijverzuchtig zorg voor u vanaf uw eerste jaren. Uit hoeveel gevaren heb ik u bevrijd! Hoeveel keer schonk Ik Mij in de H. Eucharistie aan u! Wat een overvloed van inspraken stortte Ik in uw ziel; dit aan de voeten van Mijn Tabernakel en gedurende de H. Communie. En terwijl vele andere personen aangetrokken werden door de bedriegelijke aardse genoegens, en snel achteruit gingen, heb Ik u daarentegen het Heilig Licht gegeven. Dit om echte waarden en de werkelijke aantrekkelijkheden ten opzichte van Mij te zoeken.
Als ge u niet bevindt in de beklagenswaardige toestand van andere zielen, dan is dit dankzij Mij: Ik heb u veel gegeven! Maar vergeet niet, aan wie veel werd gegeven, zal er ook veel gevraagd worden. Wat zou God u kunnen vragen?… Wat zou Hem ontbreken?… Niets!.. En nochtans… Ik ben God, maar ook Mens! Ik ben de Verlosser der zielen en Ik zoek zielen! Ik heb er zo’n dorst naar!… Ik zou elkeen de vruchten van Mijn bloed willen mededelen, om ze in de eeuwige gelukzaligheid te hebben. Zou een vader niet bezorgd zijn om zijn kinderen? En zou Ik geen interesse hebben voor Mijn schepselen? Aanhoor daarom Mijn smeekbede, die herleid werd in de woorden: “Ik heb dorst!”, uitgesproken op Calvarië. Terwijl Ik aan het kruis genageld hing, bereikte Mijn Lijden het toppunt. Niemand vertroostte de stervende Christus!.. Mijn uitgebloed Lichaam, ten prooi aan een gloeiende koorts, vroeg in dit uiterste uur een beetje water: Ik heb dorst!…, en het werd Mij geweigerd! De vrome vrouwen, die een beetje van het kruis verwijderd stonden, hoorden Mijn kreet, en wilden Mijn dorst lessen. Ze konden het niet doen, omdat het hen verboden was de Veroordeelde te benaderen. De slok water, die Ik in de hevigste pijn vroeg, was een natuurlijke vraag. Maar dit: “Ik heb dorst!”, drukte nog heel wat anders uit! Het was de dorst naar de zielen die Mij verscheurde. Daarom was Ik mens geworden en stierf Ik! wat had Ik in zo’n subliem moment kunnen wensen? De zielen te redden! De één na de andere, geen enkele uitgesloten. Terwijl vele Me ontvluchten! Zij geven er de voorkeur aan zich over te leveren aan Satan. Deze trekt hen aan met valse genoegens, ze denken niet na, en lopen hun eeuwige verdoemenis tegemoet! Snelt gij hen tegemoet om hen te redden!
In het plan van de Eeuwige Vader is vastgelegd dat de schepselen gered worden door de hulp van diezelfde schepselen. Bijgevolg heb ik medeverlossende zielen nodig, die Mij overvloedige verdiensten geven, opdat Mijn Bloed over de zondaars zou komen en hen bekeren. Al wat men doet voor een afgedwaalde, is een verkwikking voor Mij! Wat een eer en wat een verdienste te kunnen zeggen: “Tijdens mijn korte levensloop heb ik zo dikwijls de dorst van Mijn God gelest!” O hoe goed verstond de kleine H. Theresia mijn smekende kreet! En hoe groot heb Ik haar verheven in de hemel en op aarde….
Ziel: Jezus, mijn leven, mijn alles, ziehier uw dienaar! Doe met mij zoals het U best bevalt! Daar Gij me dit met zo’n grote liefde vraagt, is het mijn plicht uw wensen zo goed mogelijk na te komen. Weet nochtans dat ik zwak ben. Geef mij de kracht! Ik wil voor U mijn leven besteden. Ik wil geen hindernis plaatsen voor Uw werk in Mij. Ik leg me in Uw handen!
Jezus:
Ja geen hindernis opstellen… In hoeveel harten zou Ik zulke wonderbare veranderingen kunnen volbrengen! Maar door de hindernissen die men opwerpt voor Mijn werk, blijft het dikwijls alleen bij het initiatief tot volmaking. Zachtmoedigheid en moed dus! Als ik het u vraag, wil dit zeggen dat ge het Mij kunt geven! Ik vraag nooit aan iemand meer dan hij Me geven kan. Ik zou willen dat ge Me zoveel zoudt vragen als Ik u vraag, want zonder Mij kunt ge niets doen. Aanhoor Mij nu aandachtig.
Eerst bestond gij niet. Daar Ik u schiep, zult ge niet ophouden te bestaan. Ge maakt uw proeftijd door op de wereld; ge zult daar blijven zolang Ik het wil. Ik zou kortelings kunnen komen, of Mijn komst nog lang uitstellen. Wees waakzaam! Zalig is de dienaar die, wanneer de Heer komt, wakende is! Het aardse verblijf, dat zo kort is, kan verlopen in een ongeremde zoektocht naar plezier. Het kan iemand een beetje vermaken, maar slechts een wijle. Want zulk een persoon zal bitterheid in het hart hebben; hij zal nooit het ware geluk vinden. Want Ik ben het ware geluk! Levend in de slavernij van passies, zal hij, na veelvuldige desillusies, naar het eeuwige vuur gaan. Mijn Opperste gerechtigheid oordeelt immers elkeen volgens zijn eigen werken en gedrag. Daar ge echter een vrije wil hebt, kunt ge kiezen. Ik kan uw vrije wil niet dwingen. En gij kunt een leven van versterving kiezen. Dat wil zeggen: met grootmoedigheid de levenskruisen aanvaarden en u verbeteren voor uzelf en voor de anderen. Zo’n leven zou hard kunnen schijnen… versterving… ontzegging… Maar in werkelijkheid is het niet zo!
Wie lijdt zonder ideaal wordt verpletterd door de pijn. Wie lijdt voor het hoogste, edele ideaal, dat wil zeggen, om Mij te behagen en Mij zielen te geven, is verheugd en vindt zelfs op deze aarde het geluk, ook al voelt hij het gewicht van het kruis! Wie met Mij het kruis draagt, kan met spoed de Calvarie-weg bewandelen.
De grootmoedige zielen, die Mijn werken gewillig aanvaarden, ondergaan een radicale transformatie, zonder het te bemerken. Ik doe hen het lijden liefhebben. Ik drijf hen ertoe het te zoeken en het te vragen. Die zielen komen dan op het punt het als een ontbering aan te voelen, wanneer ze Mij geen smart meer te bieden hebben. De bloem van de Karmel, Mijn kleine Theresia, kon het u bevestigen: “Ik verheug me, wanneer ik lijd. Als ik geen pijn heb, lijd ik het meest. Mijn passie is de smart. Als in het Paradijs mijn hart niet verandert, zal ik me niet kunnen verheugen, want daar zal ik niet kunnen lijden!” Deze sublieme bevestiging kan niet begrepen worden, tenzij door de grootmoedige zielen. Aan deze zou Ik ter kennis willen brengen, dat Ik hen begunstigd heb met de kostbaarheid van het lijden. uit die kennis moet een grotere achting van het kruis voortvloeien. Als Ik, God, de Eeuwige Wijsheid, een meer geschikte weg had gevonden om de mensheid te redden, dan zou Ik die verkozen hebben. Maar de enige weg is deze van het lijden. Aan deze gaf Ik de voorkeur, en Ik maakte Me tot de Man van Smarten. Mijn aardse bestaan was een voortdurend kruis.
Aan Mijn volgelingen bakende Ik de weg naar het Paradijs af, zeggende: “Wie Mij lief heeft, neme zijn kruis op en volge Mij!” Hoe meer Ik een ziel bemin, des te meer kruisen geef ik ze. Welke persoon zou er dierbaarder aan Mijn Hart geweest zijn dan Mijn Maagdelijke Moeder? Nochtans werd zij de Vrouw van Smarten, de Smartvolle! Het zwaard van droefheid doorboorde Haar Hart! De wereld ontvlucht het lijden; maar Mijn barmhartige Liefde dient ze toe aan iedereen, in verschillende dosissen. Zalig diegene die er gebruik van weet te maken. De zielen die Mij het meest dierbaar zijn zullen dit niet vergeten: Waar het kruis is, daar is ook Jezus!… Waar Jezus is, daar staat ook het kruis!… De grootste genade die Ik kan geven aan een ziel is: haar bij Mij te houden op Calvarië… en haar de kracht te geven.
Ziel: Deze taal O Jezus, lijkt me hard! Maar aangezien het Uw wil is, en daar ik rijkelijk drink aan de beker van Uw liefde, zal ik de instincten van mijn verwende natuur het zwijgen opleggen. Ik plaats me onder Uw liefderijke hamer. Maak van Mij een afbeelding die U waardig is. Welke kunstenaar zou er delicater kunnen zijn, dan Gij Jezus? Tot op heden heb ik de waarde van het lijden weinig gewaardeerd, en heb ik mijn kruis met een slechte wil gedragen, het slepende. Omdat Gij me een verheven doel aanwijst om te bereiken, verlang ik nu dat het lijden me vergezelt en me heiligt.
Uit: Hostie-zielen offerzielen (Anime Ostie), Don Guiseppe Tomasselli, Catanae, 1953