Jezus zoekt hostiezielen – offerzielen (3)
Noot: Nu wordt uitleg gegeven over de liefdesproef, volgende keer komt het levensprogramma.
De liefdesproef
Jezus: Het is goed dat ge de gedragslijn kent welke Ik voorstel aan de offerzielen. Houd echter steeds voor ogen dat Ik de beste ben van alle Vaders. Eerst zorg Ik ervoor dat Ik hun een grote vreugde en een geestelijke kalmte geef. Daarmee leg Ik hun zwak hart vast. Vervolgens onderwerp Ik hen aan de liefdesproef: dat wil zeggen, Ik ontneem hun elke vreugde, daardoor komt er geestelijke ‘dorheid’. De offerziel begint de verveling en de verbittering aan te voelen, alhoewel ze daar de oorzaak niet kan van vinden. Daar die ziel echter denkt dat ze tot die gang van zaken aanleiding heeft gegeven, wordt ze nog meer gekweld. Op dat ogenblik denkt ze ver van Mij te zijn, ze denkt dat ze door Mij verlaten werd. Wel, integendeel, het is juist in deze momenten dat Ik deze ziel het meest nabij ben! Tijdens zulk een proefperiode mag de ziel gerust zijn, kalm. Als ze geen zin heeft om te bidden, wanneer het zelfs vervelend is, dan moet ze het toch doen. Als die ziel een afkeer voelt om een goed werk te verrichten, dat ze het dan toch maar doet. Hoe groter de weerzin om een goed werk te doen, en het toch te verrichten, des te meer is de liefdesproef Mij aangenaam. In deze periode, die werkelijk een geestelijke agonie is, weet dan dat Ik vele andere zielen red!
Het licht dat ik aan de offerziel ontneem, geef Ik aan de zondaars; de koudheid van het hart van de offerziel, dien omt de verharde harten te verwarmen. Eén enkele liefdesakte door een offerziel gebracht in zo’n periode, herstelt vele, vele ondankbaarheden van andere zielen. Het gezegde: “Jezus, Uw wil geschiede!”, in deze smartelijke proef, is meer waard dan een lange Rozenkrans die vurig gebeden werd.
Ik heb u gezegd dat een plant zon nodig heeft. Wel, nadat de offerziel beproefd is geworden, kent ze een geestelijk herontwaken. Groots! Hoe harder de proef is geweest, hoe hoger de opeenhoping van genaden. De kalmte en de vreugde lacht Mijn uitverkorenen toe. Zelfs een toenemen aan voorrechten en verlichting. Ik laat Me dan van héél dichtbij voelen. En op zekere wijze ontsla Ik hen dan van de verplichting Mij te helpen zondaars te redden. De landbouwer heeft er interesse bij dat de plant echt vruchtbaar zou zijn, daarom snoeit hij die plant. Ook Ik verlang er vurig naar dat de offerziel genoeg vruchten afwerpt, daarom laat Ik haar niet te lang in deze zoete geestelijke toestand. Na zo’n rustperiode, herbegint de proef. Het zou kunnen zijn door een miskenning; door een lastig persoon waarmee men verplicht is te leven; een fysieke kwaal; ofwel een periode van erge bekoringen. Wanneer een offerziel Mijn gedrag kent, zal ze niet ontmoedigd worden. Ze zal Mij laten werken. Want Ik keer alles ten beste. De bekoringen die overwonnen worden in zo’n periode, geven aan de zondaars de kracht om het slechte te verlaten. De ondergane vernederingen herstellen de beschimpingen die Mij worden gebracht door de bozen. De lichamelijke ongemakken dienen om de onbeschaamdheid en de onzuiverheid te herstellen… Alles wordt gebruikt!
Dus wanneer ge in de ‘kalmte’ zijt, bereid u dan voor op de proef. Als ge te lijden hebt, wacht tot de ‘verlichting’ komt. Wordt nooit moe op deze weg! Satan haat mijn offerzielen, omdat ze hem de prooi ontstelen: de zondaars. Hij doet z’n best om hen te ontmoedigen, om hen alzo deze ingeslagen weg te doen verlaten. Ge zult nu opwerpen:” Hoe kan ik door zoveel proeven geraken? Het leven is zo lang!… ” Ge zult als volgt aan de duivelse valstrikken weerstaan: Vandaag lijd ik… morgen misschien niet meer! Ik wil niet aan de toekomst denken, elke dag heeft genoeg aan z’n eigen zorgen… Dezen die volharden op deze weg van liefde, zijn Mijn welbehagen.
Mijn tranen drogen en Mijn wonden helen! Dat is uw opdracht! Weet ge hoezeer Ik beledig word door de zielen? En er zijn er onder hen die Mij het meest zouden moeten beminnen! Maar ik wil allen gered zien… Gij zult Mij helpen! De oogst is groot, maar er zijn zo weinig arbeiders! Het aantal te bekeren zondaars, en voor dewelke men eerherstel moet brengen, is groot,… maar zo klein is het aantal der grootmoedige zondaars! Hoe meer offerzielen er zullen zijn, hoe grootser Mijn triomf van genaden in de wereld! Ik verzoek elke offerziel er minstens drie andere te vinden. Drie andere personen die bereid zijn zichzelf op te offeren voor de zondaars. Harten die bereid zijn tot deze daad van grootmoedigheid, heb Ik in de wereld gezaaid.
Uit: Hostie-zielen offerzielen (Anime Ostie), Don Guiseppe Tomasselli, Catanae, 1953