Spring naar inhoud

O.L.V. van Fatima – de verschijning van 13 juli en het geheim

“Ten slotte zal Mijn Onbevlekt Hart triomferen.”

13 juli 1917 – Nooit voorzeker waren zoveel mensen in Fatima samen geweest. Voor één getuige van de vorige verschijning waren er deze keer honderd teruggekomen. Ze bevonden zich 13 juli 5 à 6000 mensen in de Cova da Iria, toen de kinderen aankwamen. Ook de vader en de moeder van Francisco en Jacinta waren aanwezig. Met moeite baanden de herdertjes zich een weg door het volk. Iedereen wilde ze van dichtbij zien en met hen spreken. Velen hadden hun de één of andere intentie voor te stellen welke zij aan O.L.Vrouw moesten aanbevelen.

De kinderen bidden de Rozenkrans. Dan, een bliksemflits! Opnieuw staat de Dame vóór hen. De omstaanders zien Haar niet. Lucia doet teken neer te knielen. Gewillig gehoorzamen de duizenden. Een kleine, witte wolk, hangt over de plaats van de verschijning en omgeeft de zieners. Het licht van de zon vermindert en ook de warmte. Heel de Cova ademt een sfeer die niet van deze wereld is.

De kleinen schouwen naar de Dame. Zij zouden uren lang naar die wondere schoonheid kunnen zien, zonder moe te worden. Hun gelaat is als verheerlijkt. Zij spreken niet. Ook Lucia niet. Schaamt zij zich over haar twijfels, over haar tekort aan edelmoedigheid de afgelopen maand? Jacinta zou zo graag de stem weer horen van de Dame. Wie weet hoe schone dingen zij weer komt zeggen. Zij dringt aan: “Toe Lucia, spreek! Ziet ge niet dat Zij daar is en met u wil spreken?” Lucia vat moed. En weer komt uit haar mond dat eenvoudige en toch zo rijke woord, het schoonste dat de aarde aan de hemel kan zeggen: “Wat verlangt U van mij?” De Verschijning vroeg, de 13de van de volgende maand terug te komen. Voor de derde keer drukte Zij hun op het hart de Rozenkrans te bidden ter ere van Maria, opdat Zij de wereld de vrede zou bekomen. En Zij onderstreepte: “Ik alleen kan die genade voor de mensen verkrijgen.” Men had Lucia voorgesteld de naam te vragen van de Dame. Ook moest zij verzoeken om een wonder, opdat allen de echtheid der Verschijning zouden erkennen. Maar O.L.Vrouw antwoordde, dat zij eenvoudig elke maand moesten terugkomen. In oktober zou Zij zeggen wie Zij was en wat Zij verlangde. Dan ging Zij ook een groot mirakel doen, om allen te doen geloven.

Lucia voelde zich weer helemaal op haar gemak. Zij kwam nu voor de dag met een ganse litanie van gunsten, die de Dame moest verlenen. O.a. ging het over een arme die kreupel was en verlangde te genezen, en over een zieke van Atougia, die graag zo spoedig mogelijk naar de hemel wilde gaan. Maria antwoordde dat zij de kreupele niet zou genezen en ook zijn armoede niet zou wegnemen. Maar elke dag moest hij met zijn familie de Rozenkrans bidden. Wat de zieke betreft, hij moest geduld hebben. Zij wist ’t beste wanneer Zij hem moest komen halen. Nog andere gunsten legde de kleine aan Maria voor. Zij beloofde ze te verlenen in de loop van het jaar, op voorwaarde dat men trouw de Rozenkrans zou bidden.

Maria wekte de zieners, en vooral Lucia, op tot nieuwe ijver: “Offert u voor de zondaars en zegt dikwijls, maar vooral wanneer ge een offer brengt: ‘O Jezus, het is uit liefde tot U, voor de bekering van de zondaars en tot eerherstel voor de beledigingen aangedaan aan het Onbevlekt Hart van Maria.'” Plotseling veranderde de gelaatsuitdrukking van de kinderen. Zij zagen naar de grond. ’t Was als beefden zij van schrik. Op een gegeven ogenblik slaakte Lucia een diepe zucht. “O!” riep zij uit. Daarna keken de kinderen weer naar het boompje waarboven de Dame zich vertoonde. Maar ook nu lag een uitdrukking van grote bezorgdheid, ja van droefheid, over hun gelaat. Alvorens afscheid te nemen, verzocht de Dame: “Als gij het rozenhoedje bidt, moet ge op het einde van elk tientje zeggen: ‘O Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de Hel, voer ten hemel alle zielen, vooral die welke het meest Uw barmhartigheid nodig hebben.'”

-“Verlangt U anders niets van Mij?” vroeg Lucia.
-“Neen, anders verlang Ik niets.” was het antwoord, en Zij verdween.

Onmiddellijk verdrong zich de menigte rond de kleine zieners. Wat had de verschijning gezegd? Vader Marto vreesde, dat men zijn dochtertje dood zou drukken. Hij nam Jacinta in zijn armen en droeg ze naar huis. Des te meer werden Lucia en Francisco nu met vragen bestormd. Wat men vooral wilde weten, was de reden van de vrees en de droefheid welke zich onder de verschijning op hun gelaat had afgetekend. Waarom had Lucia zo diep gezucht? De zienertjes schenen verlegen met deze vragen. Eindelijk zei Lucia:

– “Het is een geheim!”
– “Goed of slecht?”
– “Het is voor het welzijn van ons drieën.”
-“En voor de mensen?”
-“Het gaat ook over de mensen. Voor sommigen is het goed, voor anderen slecht.”

25 jaar bleef dit geheim voor de wereld verborgen. O.L.Vrouw had uitdrukkelijk zo bevolen, toen zij Lucia en Jacinta op het hart drukte: “Zeg het niemand. Aan Francisco moogt ge het echter zeggen.” De kinderen gehoorzaamden. Geen vleierij of bedreiging kon hun mond ontsluiten. Noch de pastoor van de parochie, noch de administrator van Ourém slaagden erin iets te vernemen. Men bediende zich van een list. Aan Lucia werd – tegen beter weten in – gezegd dat de Bisschop van Leiria en de Provinciale Overste van haar Congregatie bevolen hadden het geheim te openbaren. Het was voor Lucia een ontzettende gewetensstrijd, maar zij zweeg… Tot 31 augustus 1941! Toen deelde zij aan de Bisschop van Leiria ‘uit zuivere gehoorzaamheid en met verlof van de hemel,” zoals ze zich uitdrukt, het geheim mee.

Het Eerste Deel van het Geheim

“Het eerste deel is het visioen van de hel. O.L.Vrouw opende de handen waaruit bundels licht schoten: zij doorboorden de grond en toonden ons een grote zee van vuur die zich onder de aarde scheen te bevinden. Ondergedompeld in dat vuur dreven de duivelen en de zielen rond als lichtende en bruine kolen in mensengedaante – nu eens omhooggejaagd door de vlammen die uit henzelf uitsloegen, samen met de wolken van rook, dan weer van alle zijden neerregenend, zoals het neervallen van vonken bij grote branden, zonder gewicht of evenwicht, te midden van kregen en gehuil van smart en wanhoop, die deden ijzen en beven van schrik. De duivelen onderscheidden zich door hun afschuwelijke en weerzinwekkende gedaante van monsterachtige en onbekende, maar doorschijnende en zwarte dieren. Dit gezicht duurde een ogenblik en wij moeten onze goede Moeder bedanken Die ons te voren beloofd had ons naar de hemel te brengen. Anders zouden wij gestorven zijn van ontzetting en schrik.”

Het Tweede Deel van het Geheim

“Vervolgens sloegen wij de ogen op naar O.L.Vrouw die ons met goedheid en droefheid zei: ‘Gij hebt de hel gezien, waar de zielen van de arme zondaars naartoe gaan. Om ze te redden, wil God in de wereld de godsvrucht vestigen tot Mijn Onbevlekt Hart. Als ze doen wat Ik u zal vragen, zullen vele zielen gered worden en zal er vrede komen. De oorlog gaat eindigen, maar als ze niet ophouden God te beledigen, zal onder het pontificaat van Pius XI een andere, erger dan deze, beginnen. Als gij een nacht verlicht zult zien door een onbekend licht, weet dat dit het grote teken is dat God u geeft, dat Hij de wereld gaat straffen voor haar misdaden door middel van oorlog, hongersnood, vervolgingen van de Kerk en de H. Vader. Om dat te verhinderen, zal Ik de toewijding komen vragen van Rusland aan mijn Onbevlekt Hart en de Communie van eerherstel op de eerste zaterdag van de maand. Als ze naar mijn verlangens luisteren, zal Rusland zich bekeren en zal er vrede komen. Zo niet, zal het zijn dwalingen over de wereld verspreiden, oorlogen en Kerkvervolgingen aanstokend. De goeden zullen gemarteld worden, de H. Vader zal veel te lijden hebben, verschillende naties zullen vernietigd worden. Eindelijk zal Mijn Onbevlekt Hart triomferen. De H. Vader zal Mij Rusland toewijden, dat zich zal bekeren, en aan de wereld zal een tijd van vrede geschonken worden.'”

Het Derde Deel van het Geheim

“Na de twee delen die ik al heb uitgelegd, zagen we links van Onze Lieve Vrouw, en er een beetje boven, een Engel met een vlammend zwaard in zijn linkerhand; het flitste en gaf vlammen af die eruit zagen alsof ze de wereld in brand zouden zetten; maar ze doofden uit toen ze in contact kwamen met de schittering die Onze Lieve Vrouw naar hem uitstraalde van haar rechterhand. Naar de aarde wijzend met zijn rechterhand riep de Engel met een luide stem: “Boete, boete, boete!” En we zagen een immens licht dat God is: iets zoals wanneer mensen in een spiegel verschijnen wanneer ze er voor passeren; een Bisschop gekleed in het Wit, en we hadden de indruk dat het de H. Vader is. Andere bisschoppen, priesters en religieuze vrouwen gingen een steile berg op, een aan de top was er een groot kruis van ruwe stronken van een kurkeik met de bast er nog aan. Voordat hij er aankwam passeerde de H. Vader door een grote stad die half in puin lag, en half bevend met een langzame pas, geteisterd door pijn en verdriet, bad hij voor de zielen van de lijken die hij op zijn weg ontmoette. Toen hij de top van de berg had bereikt, werd hij op zijn knieën aan de voet van het groot Kruis gedood door een groep soldaten die kogels en een pijl naar hem vuurden, en op dezelfde manier stierf de ene na de andere, bisschoppen, priesters en vrouwelijke religieuzen, en verschillende mensen van verschillende standen en posities. Onder de twee armen van het Kruis waren er twee Engelen met elk een kristallen beker in de hand, waarmee ze het bloed van de martelaren opvingen en de zielen besprenkelden die hun weg naar God zochten.”

Uit: O.L. Vrouw van Fatima – Missionaris van God! H. Jongen, Montfortaan, Secretariaat O.L.V. Middelares, Leuven, 1944

Bron van het Derde Deel van het geheim: vatican.va (vrijgegeven in juni 2000)

1 reactie »

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.