Spring naar inhoud

Evolutie? De kwestie van “levende fossielen”

Het bewijs dat de aarde jong is, vloeit voort uit het fossielenbestand. Alle fossielen zijn niet ouder dan 6000 jaar, ondanks wat de vele “geleerde” wetenschappers hierover beweren. Bewijs is dat zacht weefsel (zoals rode bloedcellen en collageencellen en proteïnen zoals keratine en collageen) wordt teruggevonden in zogenaamde miljoenen jaren oude fossielen en de fossielen die erop getest werden bevatten doorgaans allemaal nog resten C-14. Meestal wordt dit niet getest, omdat foutief wordt aangenomen dat fossielen dit gewoonweg niet meer bevatten.

We geven enkele dieren of diergroepen en plantengroepen die zogezegd “miljoenen” jaren geleden leefden, en vandaag nog altijd quasi ONVERANDERD (dus niet “geëvolueerd en uitgestorven”!) voortbestaan:

1. Coelacanth (“66 miljoen jaar geleden, en nu):

2. Krabben ( “80 miljoen jaar geleden”, en nu):

3. Vlinders ( “120 miljoen jaar geleden”, en nu):

4. Libellen ( “150 miljoen jaar geleden”, en nu):

5. Monoplacoforen (“500 miljoen jaar geleden”, en nu):

6. Zee-egels ( “80 miljoen jaar geleden”, en nu):

7. Degenkrabben (“400 miljoen jaar geleden”, en nu):

8. Vissen (hier: haring – “50 miljoen jaar geleden” en nu):

9. Krokodillen (hier: Alligator – “30 miljoen jaar geleden” en nu ):

10. Vogels (hier: een kraaiachtige die zogezegd “130 miljoen jaar geleden” leefde – met veren en keratine snavel die bewaard zijn gebleven, en nu):

11. Haaien (hier: hamerhaai – “20 miljoen jaar geleden”, en nu):

12. Insecten (hier: een mug en een snuitkever – “60 miljoen jaar geleden”, en nu):

13. Nautilus (“80 miljoen jaar geleden”, en nu):

14. Walvissen (“fossielen van 5 miljoen jaar oud” gevonden in de Chileense woestijn, en nu):

 

Planten:

1.Varens (“290 miljoen jaar geleden”, en nu):

2.Loofbomen (hier: Esdoorn en Populier – “40 miljoen jaar geleden”, en nu):

3. Bloemplanten (hier: Hydrangeae (soort Hortensia) “30 miljoen jaar geleden”, en nu):

4. Coniferen (hier: Witte ceder – “40 miljoen jaar geleden”, en nu):

Nog meer via deze link.

En de lijst gaat zo maar door. Dit staaft ook ons geloof: God schiep alles in één moment en de huidige levensvormen verschillen niet veel van deze op het moment van de schepping. Er kan wel variatie ontstaan binnen een soort (vandaar dat fossielen licht kunnen afwijken van hedendaagse levende exemplaren), maar geen andere soort ontstaan uit een soort, laat staan een nieuwe diergroep. Het feit dat vele levensvormen zijn uitgestorven bewijst de evolutietheorie niet. Uitsterving is van alle tijden. In de recente eeuwen zijn er ook nog dieren uitgestorven, doorgaans waarvan maar een heel kleine populatie op aarde aanwezig was (bvb. de dodo (+1680) of de reuzenalk (+1844)), of van soorten die in grote getale aanwezig waren, maar die te intens werden bejaagd door de mens (vb. de trekduif (+1914)). Het is door de vergankelijkheid en de dood – een rechtstreeks gevolg van de zondeval en het ontstaan van een onvolmaakte “boeteaarde” – dat diersoorten kunnen uitsterven. En van vele hedendaagse soorten is er geen “fossielenbestand” (vaak bij planten, maar ook dieren) omdat die niet altijd in gunstige omstandigheden bewaard werden, of gewoonweg nog niet gevonden zijn, wat dus niet wil zeggen dat deze soorten nog niet bestonden toen die of die dinosaurus leefde. Wetenschappers ontdekken zelfs elk jaar nog nieuwe soorten, hoe zouden ze dan al alle fossielen kunnen gevonden hebben?

De bevindingen van dr. Carl Werner

Dr. Carl Werner studeerde af van de Universiteit van Missouri, VS, met een onderscheiding in de biologie. Hij kreeg zijn doctoraatsgraad in geneeskunde op 23-jarige leeftijd en beoefent de spoedgeneeskunde in St. Louis. Dr. Werner raakte in de loop der jaren zeer gefascineerd door zogenaamde “levende fossielen”, waarbij hij foto’s verzameld gedurende de afgelopen 14 jaar. “Levende fossielen zijn gefossiliseerde planten en dieren die gelijken op moderne organismen. Ik werd geïnteresseerd in levende fossielen als een middel om evolutie op de proef te stellen.”

“Er zijn in principe twee modellen van hoe het leven ontstond: Het evolutiemodel dat suggereert dat chemicaliën reageerden en ongeveer vier miljard jaar geleden een levende cel vormden, en dit zou dan over lange tijdperioden in alle andere levensvormen zijn geëvolueerd. Voorbeelden van evolutionaire veranderingen omvatten een dinosaurus in een vogel, of een viervoetig landdier in een walvis. Het ander model, de schepping, suggereert dat een externe bovennatuurlijke entiteit (God) alle verschillende typen van dieren en planten in één keer schiep, en deze organismen zijn in de loop van de tijd weinig veranderd, behalve wat variaties binnen een basistype.”

Dr. Werner vervolgt: “Levende fossielen voorzagen mij van een simpele manier om evolutie te testen. Indien evolutie niet plaatsgrijpt (dieren veranderden niet significant in de tijd) en indien alle dieren en planten in één ogenblik werden gecreëerd en samenleefden (mensen, dinosauriërs, eiken, rozen, katten, wolven, etc.) dan zou men in staat moeten zijn om fossielen van tenminste enkele moderne dieren en planten te vinden naast dinosauriërs in de steenlagen. Ik ging dit idee testen zonder enige voorkennis van enige moderne organismen in steenlagen. Mijn resultaten toonden dat vele moderne dieren en planten gevonden worden samen met dinosauriërs – veel meer dan ik ooit verwachtte te vinden.”

Een fossiel van een vleermuis.

Dr. Werner en zijn vrouw Debbie reisden meer dan 160.000 km en namen 60.000 foto’s terwijl ze de televisieserie Evolutie: Het Grote Experiment opnamen (Episode 2 – Levende fossielen – onthult exact wat ze vonden).  Ze focusten zich op fossielen die gevonden werden in dinosauriërlagen, en vergeleken deze fossielen met moderne dieren en planten. “We keken enkel naar fossielen die gevonden werden in de dinosauriër-opgravingssites, zodat wetenschappers die evolutie onderschrijven niet konden suggereren dat de fossielen waar we naar keken ‘niet oud’ zouden zijn. Alle fossielen die we gebruikten om te vergelijken werden gevonden in dinosauriër-rotslagen (Trias, Jura en Krijt).

Fossielen van ongewervelden en gewervelden

De bevindingen waren verbazingwekkend: ze vonden gefossiliseerde exemplaren van elk grote invertebratenstam die vandaag leeft: arthropoden (insecten, crustaceae, etc), schelpdieren, echinodermen (zeesterren, brokkelsterren, zeelelies,…), koralen, sponzen en gesegmenteerde wormen (aardwormen, mariene wormen).

“De gewervelden toonden ditzelfde patroon. Kraakbeenvissen (haaien en roggen), beenvissen, en kaakloze vissen werden in de dinosauriërlagen gevonden, en ze zien er hetzelfde uit als de moderne vormen.” Hetzelfde geldt voor kikkers en salamanders, alsook voor de reptielen. “Alle reptielengroepen van vandaag werden in de dinosauriërlagen gevonden en ze zien er hetzelfde uit als de moderne vormen: slangen (boa constrictor), hagedissen, schildpadden (alle soorten) en krokodilachtigen (alligators, krokodillen en gavialen).”

Fossiel van een vogel, zogezegd “40 miljoen jaar” oud…

Ook werden er moderne vogels gevonden tussen dinosauriërs. “Tegengesteld aan de moderne overtuiging, werden moderne types vogels gevonden in dinosauriërlagen, inclusief: papegaaien, uilen, pinguïns, eenden, futen, albatrossen, aalscholvers, oeverlopers, etc. Wanneer wetenschappers die de evolutietheorie steunen, deze informatie vrijgaven tijdens onze tv-interviews, leek het alsof ze zelf amper konden geloven wat ze tegen de camera vertelden.”

Op de sites werden ook skeletten gevonden van uitgestorven zoogdieren, maar ook van nog bestaande zoogdiersoorten, zoals eekhoorns, egels, bevers, spitsmuizen, primaten en het vogelbekdier. Paleontologen vonden wel 432 zoogdiersoorten, waarvan bijna 100 volledige skeletten. “Maar waar zijn deze fossielen? We bezochten 60 musea, maar zagen niet één compleet zoogdierskelet van de dinosauriërlagen tentoongesteld, in elk van deze musea. Dit is verbazend.” Dr. Werner vraagt zich af waarom de musea deze zoogdier- en vogelfossielen niet tentoonstellen.

Fossielen van vele moderne planten

In de lagen van de dinosauriërs vonden we ook elke grote plantengroep die vandaag leeft: bloemplanten, ginkgo’s, coniferen, mossen, varens en boomvarens. “Opnieuw, indien je kijkt naar deze fossielen en ze vergelijkt met moderne vormen, zul je zien dat deze planten niet veranderd zijn.”

De grote leugen: verschillende namen voor hetzelfde dier

Carl vertelt hoe evolutiewetenschappers fossielen genusnamen en soortennamen geven die verschillen van de levende vormen, waarbij ze de illusie creëren van evolutie: “Laat me je een voorbeeld geven. Een wetenschapper vond een fossiele zeeklit in een rots uit het Krijt dat bijna identiek is aan een moderne Purperen Zeeklit (Spatangus purpureus), maar hij kende hier een compleet nieuw genus aan toe (Holaster). Indien je dat wezen levend in de oceaan zou zien, zou je dat herkennen als een Purperen Zeeklit (genus Spatangus). De andere naam suggereert dat zeeklitten doorheen de tijd zijn veranderd, maar dit is verzonnen bewijs voor evolutie. Het fossiel ziet er hetzelfde uit als het levende exemplaar.” En dit vervalsen gebeurde niet één keer, maar werd talloze keren gedaan.

Dr. Werner besloot: Het wordt almaar moeilijker voor het evolutionaire model om stand te houden met zo’n groot aantal levende fossielen. Als men daar andere problemen met evolutie aan toevoegt (fossielendatabank, de oorsprong van het eerste leven, problemen met geologische lagen, gelijkenissen bij niet-verwante dieren, etc.) kun je met overtuiging verklaren dat ja, de theorie mag afgevoerd worden.

Klik op het boek voor meer informatie.

Dateringsmethoden: nogmaals, zo lek als een zeef

En hier nog een bewijs voor mijn bewering in mijn vorig artikel, dat de dateringsmethoden van zogenaamde fossielen en gesteenten totaal onbetrouwbaar zijn:

Gesteente met bekende leeftijd

Van gesteente waarvan de leeftijd bekend is, weten we dat radioactieve datering veel te “oude” leeftijden geeft: een vulkaan in Nieuw Zeeland is tussen 1949 en 1975 enkele keren uitgebarsten. Toen het nieuw gevormde gesteente werd gedateerd werden leeftijden tussen de 250.000 en 3,5 miljoen jaar gevonden18. Gesteente dat is gevormd tijdens de uitbarsting van Mount St. Helens in Amerika werd gedateerd op 350.000 jaar, terwijl het gesteente op dat moment slechts 10 jaar oud was19. Als de dateertechnieken niet werken voor gesteente waarvan de leeftijd bekend is, hoe kunnen we ze dan vertrouwen voor gesteente waarvan we niet weten hoe oud het is?20

Verschillende technieken

Ook zou wanneer gesteente gedateerd wordt met behulp van verschillende technieken het resultaat vergelijkbaar moeten zijn. Als je twee manieren hebt om een som uit te rekenen, dan moet de uitkomst bij beide manieren wel hetzelfde zijn, anders is één van de manieren (of misschien zelfs beide) niet correct. Bij radiometrisch dateren geven verschillende methoden vaak verschillende leeftijden: gesteente van de Uinkaret lavastromen in de Grand Canyon is op vier verschillende manieren gedateerd. Elke verschillende methode gaf een heel andere leeftijd.21

Methode “Leeftijd”
Kalium-Argon 10.000 – 117.000.000 jaar
Rubidium-Strontium 1.270 – 1.390 miljoen jaar
Rubidium-Strontium isochroon 1.340 miljoen jaar
Lood-lood isochroon 2.600 miljoen jaar

De rubidium-strontium isochroonmethode wordt het meest betrouwbaar geacht. In deze lavastromen zijn echter ook indiaanse potscherven gevonden van 800-1000 jaar oud…

Ook blijkt keer op keer dat fossielen, hout, steenkool en diamanten, waarvan gedacht wordt dat ze miljoenen jaren oud zijn, toch nog 14C bevatten, terwijl de halfwaardetijd hiervan zo kort is, dat het helemaal niet meer meetbaar aanwezig zou kunnen zijn22. Er is zelfs nog nooit steen- of bruinkool gevonden dat géén 14C bevat23, terwijl deze fossiele brandstof honderden miljoenen jaren oud zou zijn.24

Ondoelmatige schoonheid in de natuur

Vele bloemen, planten en dieren hebben een ‘ondoelmatige’ schoonheid, welke darwinisten niet kunnen verklaren. Een passiebloem bijvoorbeeld, hoeft zo mooi niet te zijn om insecten aan te trekken. Veel eenvoudiger kan ook. Bepaalde bloemen zijn zo mooi gevormd en gekleurd, terwijl de insecten die ze moeten bestuiven die kleuren helemaal niet kunnen zien. Darwin gaf zelfs toe in zijn “Origin of Species” dat ondoelmatige schoonheid, puur om de mens te plezieren, een serieuze deuk zou betekenen voor zijn theorie.

Indien een archeoloog een scherf van een mooie vaas opgraaft, dan is de conclusie direct dat deze vaas door iemand werd gemaakt. Die vaas werd niet vanzelf gevormd. Maar alle natuurpracht, het leven in al zijn complexiteit en variëteit, dat zou vanzelf zijn ontstaan, zonder reden en uit het niets? O de ironie.

De schoonheid van de natuur is er omwille van de mens: God heeft dit alles zo gemaakt opdat wij ervan zouden kunnen genieten, en de Schepper zouden eren.

Besluit

Evolutieleer en darwinisme is pseudowetenschap, een geloof, gebaseerd op zeer gebrekkige opvattingen van de werkelijke feiten, met wetenschappelijke onderzoeksmethoden die verre van onfeilbaar zijn. Er wordt met hun wetenschap en hun theorie helemaal niets bewezen. Integendeel, hoe langer hoe meer hun “evolutietheorie” en hun “tijdschaal van miljoenen” jaren één grote leugen blijkt en de vondsten en wetenschappelijke analyses de Bijbel ondersteunen, die spreekt van een Schepper en een jonge aarde. De wetenschap – die feilbaar is – moet getoetst worden aan het Woord van God – dat onfeilbaar is, en niet omgekeerd.

En nog dit: wie de evolutietheorie aanneemt, maakt eigenlijk van Jezus zelf een leugenaar, want Hij zei:

“Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden een vlees?”  (Matt 19,4-5)

“Maar in het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt.”  (Marc. 10,6)

De leugen is gedoemd om ten onder te gaan. Er is maar één Waarheid.

4 Comments »

  1. Absoluut nieuw voor onze tijd is dat mensen van God-loochening een beroep hebben gemaakt, er openlijk voor uit durven te komen, zoals de professoren Richard Dawkins, Sam Harris, Dan Dennett en Christopher Hitchens. Schepping moet hoe dan ook worden ontkend want anders staan die lui in hun hemd. Helaas komen uit bewuste God-loochening de zwaarste misdrijven voort. Het is niet slechts een kwestie van waar of onwaar. Het is een kwestie van goed of kwaad. Abortus, uniseks, vroegseksualisering, burgerrechten – al deze netelige problemen, en nog veel meer, zijn morele en sociale problemen die in het brandpunt staan van ons bestaan. Wat je over God denkt is keuzebepalend. God ontkennen, of het nou via de evolutietheorie is of anders, is vooreerst een morele zaak met verstrekkende gevolgen. Het is als een zwarte vloed die in alle geledingen van onze maatschappij is doorgedrongen. Psalm 53 (ook Ps. 14), als profetisch getuigenis voor onze tijd, onderstreept dit: «« De dwaas zegt bij zichzelf: “Er is geen God!” Slecht en schandelijk is zijn gedrag. Er is niemand die het goede wil. God blikt uit de hemelen neer, op de kinderen der mensen, om te zien of er niet één verstandige is. Niet één die God zoekt. Allen zijn ze afgedwaald, allen even bedorven. Niemand is er die het goede doet, geen enkele zelfs! Worden al die zondaars dan nimmer verstandig? Ze blijven mijn volk maar verslinden. Het brood van God (Gods woord) wel eten, maar Hem vereren, ho maar. Eens echter zullen ze beven van angst, op de dag dat God hun gebeente verstrooit! »»

    Like

  2. Beste Michaël,
    je levert altijd fijnzinnig werk en het is gewoon een plezier om je teksten te lezen. Zo ook dit artikel. Maar hoe komt men altijd weer op die 6000 jaren? Bestaan daar ook bewijzen van?

    – Wat moet men dan denken van de wereldwijd voorkomende megalitische structuren die onderling dikwijls sterk aan elkaar verwant zijn? 6000 jaren lijken daar toch echt te kort voor!?

    Like

    • Beste Eric,
      heel eenvoudig: op basis van de H. Schrift, kerkvaders en de visioenen van de Zalige A.K. Emmerick. Ik heb hier een boek liggen over de schepping van de soorten, en daar legt prof. dr. Frank Lewish Marsh uit, met wetenschappelijk onderbouwde argumenten, hoe alles tot stand kwam. Hij zegt dat God alle lagen van gesteenten schiep, met de daarin voorkomende ertsen etc. Door de Zondvloed – die nota bene een jaar duurde – grepen er zodanige veranderingen plaats in en op het aardoppervlak (de aardas kantelde zelfs, waardoor de seizoenen ontstonden (staat ook in Genesis 8,22), en alle leven werd verdelgd (dus ook het gros van de dinosauriërs). Noach zal heus niet al die dino’s in zijn ark hebben gestopt. Dat verklaart ook waarom zoveel fossielen worden gevonden van uitgestorven soorten. Enkel de soorten die Noach (op bovennatuurlijke wijze) in zijn reusachtige ark meenam, zijn overgebleven, en dat waren er al heel wat. Vandaar dat men ook recente dieren kan vinden tussen dinofossielen. Door stuwingen van de watermassa’s onstonden zo de lagen fossielen, steenkoollagen (van in één klap grote hoeveelheden afgestorven planten) etc. Bewijs dat de aarde vóór de Zondvloed in een paradijselijker toestand was, zijn de fossiele boomresten die ze zowel op Antarctica als Arctica vinden. Het hele aardoppervlak was bedekt met woud. Na de Zondvloed en de komst van de seizoenen, werd veel water teruggetrokken door ijsmassa’s en nam de temperatuur af op aarde. De aarde werd op die manier als het ware “herschapen”. God is ALmachtig, hij kan in één vingerknip veel meer dan wij ons kunnen of durven indenken.

      Over de megalitische structuren: dit kan te verklaren zijn door het bestaan van “giants” of reuzen, krusingen tussen mens/demon die bestonden voor de zondvloed. A.K.E. beschrijft die ook: die hadden abnormale krachten en waren een stuk groter dan de gemiddelde mens. Zij kunnen die structuren hebben vervaardigd.

      Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: