Spring naar inhoud

Feest van O.L.Vrouw van de Rozenkrans: CATECHESE: Over de Rozenkrans

19de les, Mech. Catech. – Gepredikt op de feestdag van de H. Rozenkrans, in 1887.

Men leest een wonderbaar feit in de boeken der Machabeërs. Toen de Joden in ballingschap gezonden werden, verdoken die priesters van die tijd het heilig vuur van het Altaar in een diepe, droge put. Vele jaren liepen voorbij; en als Nehemia oorlof kreeg van de koning van Perzië om naar Jeruzalem terug te keren, deed hij door de priesters die de vorige hadden opgevolgd, die put zoeken en het vuur dat daarin verborgen was. Zij vonden echter niets dan slijk. Dan beval Nehemia het slachtoffer, dat reeds gereed was, met dit slijk te begieten, en ziet! Zohaast de zon door de wolken brak, ontbrandde eensklaps een groot vuur dat gans de offerande verslond.

Evenzo, beminde parochianen, was het vuur des gebeds, dat in het begin der Kerk zo hevig en werkend was, geleidelijk aan beginnen doven, toen de Heer een nieuwe Nehemia zond, in de persoon van de H. Dominicus, om de geest van het gebed nog eens te verwekken, en wederom te doen ontvlammen. De christelijke wereld was toen in een toestand die veel geleek aan die van onze dagen. Stoutmoedige en oproerige ketters waren meester van bijna heel het zuiden van Frankrijk. De overheden hadden alle middelen gebruikt om ze tot inkeer te brengen; noch zachtheid, noch geweld hadden geholpen. Dan kwam de H. Dominicus overal de H. Rozenkrans aanprediken, en 100.000 bekeringen bewezen ten volle de kracht van dit gebed.

Welnu, als een nieuwe Dominicus treedt Leo XIII op om ons hetzelfde gebed aan te bevelen; nu ook valt er te strijden tegen andere vijanden van Kerk en samenleving, zoals vrijmetselaars en ruststoorders van alle aard, die de maatschappij bedreigen met volkomen ondergang. Ik kan dus ook niet nalaten u tot deze godvruchtigheid op te wekken; daarom zullen wij overwegen de uitmuntendheid van dit gebed, dat onder verschillende oogpunten voortreffelijk is, namelijk

I. Om zijn oorsprong

II. Om zijn kracht

III. Om zijn voordelen

I. De Rozenkrans is een uitmuntend gebed om zijn oorsprong.

Wie zou twijfelen aan de waardigheid van de H. Rozenkrans, als hij weet dat dit gebed, volgens een godvruchtige overlevering, ons uit de Hemel komt, en door de handen van Maria zelf gegeven is? De geschiedenis, inderdaad, leert ons dat, in het begin der jaren 1200, in het zuiden van Frankrijk, te Albi, een sekte ontstond, die der Albigeezen, de welke allerverderfelijkst was voor Kerk en staat. Deze ketters, niet tevreden met zekere grondige geloofspunten te loochenen, werkten bijzonderlijk hun woede uit tegen de rijken en de priesters. Ten getalle van achtduizend, vielen zij het land in, plunderden steden en dorpen, vermoordden de priesters, ontheiligden de kerken en staken steden en kastelen in brand. Vruchteloos had de koning van Frankrijk legerbenden tegen hen uitgezonden, en vruchteloos ook had de Paus een kruisvaart ingeroepen; zij waren ondersteund, zelfs door machtige prinsen, en alle menselijke kracht scheen ontoereikend om die verschrikkelijke gesel af te weren.

Het is dan dat God, in zijn oneindige barmhartigheid, een man verwekte, die Hij met zijn geest vervulde, om door de geestelijke wapens te bekomen hetgeen aan de wereldlijke onmogelijk was. Die man was de H. Dominicus, dit wapen was de Rozenkrans.

Dominicus begaf zich uit de stad Tolosa naar een nabijgelegen bos, waar hij drie dagen en drie nachten overbracht in de vurigste gebeden tot God en zijn allerheiligste Moeder. Vermoeid en uitgeput was hij te gronde gevallen, toen hem in een geestesverrukking de heilige Maagd verscheen, omgeven van grote pracht en heerlijkheid. Zij was omringd van drie koninginnen die elk vijftig jonge maagden, als zoveel dienaressen, bij zich hadden. De eerste koningin, alsook haar gezellinnen waren in het wit gekleed, de tweede in het rood, de derde in het goud. Alsdan verklaarde de heilige Maagd de betekenis van dit visioen. De vijftig maagden betekenen de vijftig “Weesgegroeten” van ieder rozenhoedje. De witte kleur betekent de blijde; de rode, de droevige; de gouden de glorieuze mysteriën van de Rozenkrans.

“Zie,” zei de Maagd aan haar dienaar, “de mysteriën van het leven van mijn Zoon, te beginnen met zijn Ontvangenis in mijn zalige schoot tot aan zijn Hemelvaart, alsook de mysteriën van mijn verheerlijking, dat alles aaneen gebonden met een zeker getal “Onze Vaders” en “Weesgegroeten”, dit is als de kroon, de krans van rozen, waarmee ik wil vereerd worden. Breng dit gebed overal in voege, en de verdwaalden zullen zich bekeren, en de bekeerden zullen zalig worden.”

Gans verrukt, stond Dominicus op, begaf zich naar de stad Tolosa, en ging daar onmiddellijk naar de hoofdkerk. Ondertussen begonnen de klokken der stad vanzelf te luiden; de inwoners, verbaasd, snelden uit nieuwsgierigheid tot de kerk. De heilige man beklom de predikstoel, en, na een treffend sermoen op de rechtvaardigheid van God en de strengheid zijner oordelen, legde hij hun het gebed der Rozen uit, als het enige middel om dit wrekend oordeel te ontgaan, en door Maria barmhartigheid te bekomen. En ziet! Weldra bekwam men wonderbare uitslagen door dit gebed, en hetgeen de wapens van de koning niet vermochten, dat deed de Rozenkrans: 100.000 ketters bekeerden zich door het oefenen van dit heilzaam gebed.

Wij mogen dus zeggen dat dit gebed eerbiedwaardig is, omdat het ons van Maria zelf komt.

II. De Rozenkrans is een uitmuntend gebed om zijn kracht

1° De kracht komt, eerst en vooral uit de waardigheid der gebeden die de Rozenkrans samenstellen. Inderdaad, wij vinden daarin het Symbolum dat de openbare belijdenis uitmaakt van ons geloof: het “Onze Vader” dat het allerbeste gebed is; het “Wees gegroet”, het schoonste gebed na het gebed des Heren. In de Rozenkrans overwegen wij ook de bijzonderste waarheden van onze Godsdienst. Al deze gebeden, tezamen verenigd en in drie reeksen verdeeld, verdienen de naam van Rozenkrans, waarvan de blijde mysteriën, om zo te zeggen, de groene bladeren uitmaken, de droeve mysteriën als de doornen; de glorieuze, de prachtige en welriekende rozen.

2° Deze kracht komt ook voort uit de genegenheid met dewelke God en zijn H. Moeder deze gebeden aanvaarden. Wij mogen niet denken dat de herhaling derzelfde gebeden aan God of aan Maria verveelt. Integendeel, wat God betreft, zulks zal Hem aangenaam zijn, daar Hij zelf ons geleerd heeft te volharden in het roepen en kloppen om te bekomen hetgeen wij vragen. Dat heeft Hij dikwijls getoond door zijn eigen voorbeeld, zoals in de hof van Olijven, waar Hij aan zijn hemelse Vader vroeg om de lijdenskelk te verwijderen, altijd met dezelfde woorden: oravit, eumdem sermonem dicens. En hoe zou het Maria niet aangenaam zijn deze groetenis des Engels gedurig uit onze mond te horen, vermits wij daardoor haar in het geheugen brengen al de voorrechten en genaden, waarmee de Heer haar verrijkt heeft? Heeft zij zich niet gewaardigd die H. Rozenkrans te leren, niet alleen aan de H. Dominicus, maar ook aan de kleine eenvoudige Bernadette, in de verschijningen van Lourdes?

3° Deze kracht wordt ons eindelijk bewezen door de ondervinding. Niet alleen heeft de Rozenkrans wondervolle uitslagen opgeleverd tegen de uitwendige vijanden van het Christendom, zoals Turken en Ketters; maar ook is hij voordelig geweest aan de bekering der zondaren en vooruitgang der rechtvaardigen. De duivel zelf verklaarde aan de H. Dominicus dat hij zich, zonder die aanroeping van Maria door het “Wees gegroet” van alle mensen in hun sterfuur zou meester maken.

III. De Rozenkrans is een uitmuntend gebed om zijn aflaten

Zonder te spreken van de gemakkelijkheid van die oefening, dewelke noch tot vasten, noch tot aalmoezen, noch tot bedevaarten verplicht, die geen geleerdheid vereist, en te allen tijde, op alle plaatsen en in alle omstandigheden kan geoefend worden, weten wij dat deze oefening daarenboven ook allervoordeligst is voor al de geestelijke gunsten of aflaten, waarmee de Pausen haar verrijkt hebben.

Zij hebben verleend:

  1. Zeven jaren en zeven quadragenen aflaat, voor elke keer dat men deze oefening zal bijwonen in de kerk, of, in het geval dat men belet is, als men thuis of elders, in het bijzonder, de Rozenkrans zal bidden.
  2. Een volle aflaat, eens te verdienen in de maand, op de dag die men zal verkiezen, aan al diegenen die ten minste 10 maal deze oefening zullen bijgewoond of zelf gedaan hebben.
  3. Een volle aflaat op de feestdag van de H. Rozenkrans, of op één der acht volgende dagen, mits te biechten en te communiceren, en te bidden in een kerk of bidplaats, ter intentie van onze Moeder de H. Kerk.

Wie zou dus willen te kort blijven aan de uitnodiging van de H. Vader (Leo XIII)? Nemen wij allen, beminde parochianen, dit geestelijk wapen op, en dat er niemand zij die geen Rozenkrans hebbe, niemand die geen dag laat voorbijgaan zonder hem te bidden. Indien wij als getrouwe kinderen dagelijks aan onze Moeder Maria een Rozenkrans van gebeden opofferen, zal zij voorzeker, als hemelse Koningin, bij onze intrede in de eeuwige Woningen, ons de kroon toereiken van glorie en onsterfelijkheid.

Amen.

Uit: Sermoenen van Kannunik d’Hoop (boekdeel III), Pastoor-Deken van O.L.V. (St-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900


Imprimatuur:

Wij geven volgaarn onze goedkeuring aan de grondige en stichtende sermoenen van wijlen de ieverigen en geleerden heer Deken Kannunik V. d’Hoop, en wij bevelen ze der geestelijkheid van ons bisdom ten zeerste aan.

Gent, 4 april 1900.

+ Antonius, Bisschop van Gent


Bij mij zijn ook foldertjes over de Rozenkrans te bekomen tegen €0,05 per stuk:

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: