Spring naar inhoud

CATECHESE: Over de afgevallen engelen of duivelen

De H. Aartsengel Michaël drijft Satan de afgrond in.

6de Les Mech. Catech. 1ste Art.: Ik geloof in… Schepper van hemel.

Enige engelen, goed gebruik makende van hun vrijheid, hebben God als hun Opperwezen erkend en geloofd en zijn, in het hemels geluk, Gods engelen geworden. Anderen hebben misbruik gemaakt van hun vrijheid, hebben geweigerd Gods opperste majesteit te erkennen, en zijn als duivelen neergeworpen in de afgrond der Hel. Wij zullen vandaag spreken over die afgevallen engel, die men duivel noemt:

I. Wie is hij?

II. Op wie oefent hij zijn macht uit?

III. Op wie vermag hij niets?

I. Vooreerst, wie is de duivel?

Er is veel aan gelegen, beminde parochianen, de duivel te kennen: want, tegenstrijdig met het gedrag van God die wil gekend zijn, zoekt die enkel zich te verbergen, en onder een vals aangezicht zijn aanhangers te bedriegen. Wie is dan de duivel?

De duivel is een afgevallen engel; zijn naam was Lucifer, lichtdrager. Als hij met de andere hemelse geesten door God geschapen was, werden hun enige stonden vrijheid gelaten om het geluk des hemels te verdienen. Hij, door zijn schoonheid en verhevenheid verblind, liet een gedacht van hoogmoed in zijn geest ontstaan, en stemde daarin toe. ik zal mijn troon zetten nevens die van God; Similis ero Altissimo! – Ik zal gelijk zijn aan de Allerhoogste. Hij trok in zijn opstand een gans leger hemelgeesten mee, die onder zijn geleide stonden; maar opeens, zonder vertoeven, brak de gramschap des Heren uit, en Lucifer werd met al zijn aanhangers uit de Hemel neergeworpen in de afgrond der Hel voor hen geschapen; en zijn veranderden in afgrijselijke duivelen: ziedaar wie deze is die wij duivel noemen. Zijn naam is nu eens Satan, bekoorder, boze of onreine geest, geest der duisternissen, hels serpent, prins der wereld. Men vindt ook in de H. Schrift buiten de naam Lucifer, de namen van Beelzebub, Asmodeus enz. Ziedaar de namen die men aan de duivel geeft.

Nu, wat het getal der duivelen betreft, het is overgroot, beminde parochianen; en alhoewel de H. Geest ons zegt dat er in de Hel geen orde bestaat, Ubi nullus orde, nochtans is er onder hen, evenals onder de Engelenscharen, een zekere rangschikking, zodat zij aan verscheidene oversten onderdanig zijn, en allen onder een opperhoofd staan en dit opperhoofd is Lucifer.

Nopens de plaats waar zij zijn, leert de H. Paulus ons dat zij in de luchtkring op alle plaatsen der wereld verspreid zijn; en de H. Petrus zegt dat zij als briesende leeuwen rond de mensen lopen, om hun strikken te leggen, de mensen te bekoren, van God af te keren en te misleiden, en nochtans, gestadig al de pijnen der hel verduren, evenals de goede engelen, als zij op de wereld komen, altijd het aanschijn van de hemelse Vader aanschouwen.

Wat is er nu, beminde parochianen, van die boze geest te denken? Men vindt mensen die maar al lachende en schertsgewijze van de duivel gewagen. Voor mij, mij dunkt dat wij nooit met teveel ernst en voorzichtigheid van die vijand kunnen spreken, en nooit genoeg op onze hoede kunnen zijn tegen zijn listen. Want, alhoewel hij beroofd is van zijn schoonheid en van de glorie des Hemels, heeft hij nochtans al zijn hoedanigheden niet verloren: als geest heeft hij het vernuft, kennis en bijzonderlijk een buitennatuurlijke macht. Het is waar dat deze macht onderworpen is aan de wil en aan de almacht Gods, maar niettemin laat de Heer zeer dikwijls toe, dat de boze geest zijn macht gebruike, en dit niet alleen met de mensen inwendig aan te vallen door de bekoring, maar zelfs met wonderen te bewerken, die de verbaasdheid van eenvoudige en onervaren mensen verwekken.

II. Het is dus niet zonder belang te weten op wie de duivel hier, door Gods toelating macht heeft of niet.

1° Vooreerst, de duivel heeft een zeer uitgestrekte macht over de heidenen, en over allen die het heilig Doopsel niet deelachtig geworden zijn in de verdiensten van de dood van Christus. Zo was hij inderdaad Prins van de wereld vóór de komst van Christus, en, hoewel de Zaligmaker vóór zijn dood aan zijn apostelen zei: Nu zal de prins van deze wereld buitengeworpen worden, niettemin heeft hij zijn meesterschap behouden over al diegenen die niet bestempeld zijn met het teken van Christus. Zo is het, beminde parochianen, dat, uit de wilde landen van Afrika en Australië, zelfs ook uit de meer uiterlijk beschaafde van Azië, de zendelingen ons wonderen meedelen nopens de heerschappij des duivels over die ongelukkige volkeren: daar komt hij openlijk tevoorschijn met zijn dubbel merkteken van wreedheid en wulpsheid; daar weet hij de mensen in zijn boeien te kluisteren door alle slag van toverijen en wonderen.

2° Het zijn nochtans de heidenen niet alleen op wie Satan zijn macht uitvoert: deze vallen ook onder zijn bedwang die het doopsel, dat zij ontvangen hebben, verloochenen, hun Zaligmaker miskennen en zich vrijwillig aan de dienst van zijn vijand toewijden.

Er bestaat hedendaags onder de christenen een gans leger dat aan de duivel toebehoort: het is dit van de Vrijmetselaars. Het is zover gekomen dat de boze geest, niet meer gelijk in de oude wereld, onder de gedaante van afgoden, maar onder zijn eigen gedaante, onder zijn eigen naam van Satan en Lucifer, zich doet aanbidden door zijn aanhangers. Te Rome, beminde parochianen, waar de Stadhouder van Jezus Christus, het hoofd der H. Kerk hedendaags sedert zovele jaren gevangen zit, troont nu de grootmeester der Vrijmetselaars, de plaatsvervanger van Lucifer, die openbaar aan al de vrijmetselaars van gans de wereld durfde schrijven: “Dat zij de duivel moeten aanbidden, beminnen en dienen, dat hij de God is van het licht en van het geld en dat de ware God de God is van het kwaad.” Geen wonder dat Satan grote macht heeft over zulken; geen wonder dat hij zich van hen bedient om zijn helse plannen over de wereld uit te voeren; om de godsdienst van Jezus Christus, de enige ware, indien het mogelijk zou zijn, te vernietigen; om in de scholen, de hospitalen en andere gestichten te verwereldlijken, met er de kloosterlingen uit te jagen; om de priesterlijke roepingen te dwarsbomen, om de zondagen te doen onteren; om door het bederf der zeden en de dorst naar geld en vermaken, de mensen onder hem te doen buigen, hun zeggende, gelijk aan Christus: ‘Al die rijkdommen zijn voor u, indien gij mij wilt aanbidden – Haec omnia tibi, si cadens adoraveris me!

3° De duivel heeft nog macht over alle zondaars. Want, beminde parochianen, door de heiligmakende genade te verliezen, door de H. Geest uit hun hart te verbannen, vallen zij in de slavernij des duivels, en deze, de ondervinding leert het, weet de zondaar van zonde tot zonde, van afgrond tot afgrond, in het diepste der ellende en in de eeuwige verdoemenis te brengen.

III. Maar wilt gij nu weten, beminde parochianen, op wie de snode vijand geen macht heeft? Niets vermag?

Het is op dezen, die God vrezen en hun ziel zuiver houden van de zonde: Deze kan hij wel bekoren en plagen, kan hij wel verschrikken door menige bedreigingen, doch gelijk een kwade hond, die aan zij keten vast ligt, kan hij bassen en geweld gebruiken, maar niet bijten, tenzij dezen die hem vrijwillig naderen. Zo was het met de H. Antonius die, als hij in zijn cel zich omringd zag van duivelen van alle slag die hem zochten schrik aan te jagen, met hen lachte en ze bespotte omdat zij onmachtig waren hem enig leed te doen: Resistite diabolo et fugiet a vobis – Weestaat aan de duivel en hij zal van u vluchten, zegt ons de H. Geest. En daartoe heeft ons de H. Kerk wapens ter hand gesteld: vooral het Kruisteken, het gewijd water, en ook andere gewijde voorwerpen, voor dewelke de boze geest verschrikt heenvlucht, omdat hij in het Kruis van Jezus het teken erkent van zijn nederlaag!

Vrezen wij dus die aartsvijand, beminde parochianen, met op onze hoede te zijn voor zijn listen en bekoringen, maar dat onze vrees niet overtollig weze. Houden wij ons vast aan het Kruis van Jezus Christus, vermijden wij de zonde met zorgvuldigheid, nemen wij onze toevlucht tot onze Moeder Maria, die op de wereld verschenen is om de kop van het hels en hovaardig serpent te verpletteren. Amen.

Uit: Sermoenen van Kannunik d’Hoop, Pastoor-Deken van O.L.V. (St-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900


Imprimatuur:

Wij geven volgaarn onze goedkeuring aan de grondige en stichtende sermoenen van wijlen de ieverigen en geleerden heer Deken Kannunik V. d’Hoop, en wij bevelen ze der geestelijkheid van ons bisdom ten zeerste aan.

Gent, 4 april 1900.

+ Antonius, Bisschop van Gent

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: