Spring naar inhoud

CATECHESE: Over de Sacramenten der stervenden

Op aanvraag van iemand publiceren wij een sermoen van Kannunik D’Hoop over de laatste sacramenten:

32ste, 34ste en 35ste Les Mech. Catech.

De liefdevolle Zaligmaker, die zelf al de bitterheid gesmaakt heeft van een angstige doodstrijd, heeft krachtige en zekere middelen voor de stervenden ter hand gesteld, waardoor dezen, niet alleen de eeuwige verdoemenis kunnen ontgaan, maar ook de schuld van hun tijdelijke pijnen afkorten, of deze zelfs helemaal afleggen. Deze middelen zijn de laatste HH. Sacramenten, die wij de “HH. Rechten” noemen, namelijk Biecht, H. Communie en het H. Oliesel; daarna mag de priester ook de “Pauselijke zegen” of de “Generale absolutie” geven. In deze onderrichting zullen wij over al de HH. Rechten uitleg geven.

I. Over de laatste biecht

II. Over de laatste H. Communie

III. Over het H. Oliesel

IV. Over de Pauselijke zegen

I. Over de laatste biecht.

Het eerste sacrament, dat een zieke in stervensgevaar moet ontvangen, is de Biecht.

1° Deze biecht is volstrekt noodzakelijk voor diegenen die zich in doodzonde bevinden. Dit is een goddelijk gebod, dat op doodzonde verplicht. Als men gezond is, mag men de Biecht enige tijd uitstellen, zonder zich daardoor aan nieuwe doodzonde plichtig te maken; en het is daarom dat de H. Kerk, door een gebod, bepaald heeft dat de zondaar éénmaal per jaar ten minste, moet biechten. Dit is nochtans het geval niet voor hem die in gevaar van sterven verkeert. Die verplichting blijft staande, uit welke oorzaak het gevaar van sterven ook kome, hetzij uit ziekte, hetzij op het slagveld, op het schavot, of op zee. Bijgevolg, in deze gevallen is het biechten verstoten zoveel als zijne verdoemenis verzekeren, daar zulk een versteende zondaar niet alleen vrijwillig in zijn vorige zonden sterft, maar al stervende, een andere doodzonde bedrijft, met een streng gebod van God te overtreden. Wij spreken hier, weliswaar enkel van die stervende die, wetens en willens in staat van doodzonde verkeert. Maar wie is zo zeker slechts dagelijkse zonden alléén op zijn geweten te hebben, om zonder absolutie vóór de rechterstoel te durven verschijnen?

De laatste Biecht dus, is zo gewichtig, dat zij waarlijk de sleutel is die, voor de stervende, de Hemel voor eeuwig opent of sluit! Een goede Biecht immers, kan al de misstappen van een gans leven herstellen, daar een slechte de zegel stelt op de verdoemenis.

2° Welnu, welke Biecht moet het zijn? Dit hangt af van de zieke zelf. Indien deze, tot dan toe, een slecht leven heeft gehad, de sacramenten verzuimd, en deze misschien door heiligschennissen onteerd, dan moet hij ongetwijfeld een algemene biecht spreken, om zich met God te verzoenen. Maar, indien hij gewoon is dikwijls en goed te biechten, dan moet de laatste Biecht niet verschillend zijn van de voorgaande. Daarom gaan al de godvruchtige mensen wijs te werk die al hun Biechten doen alsof het de laatste waren. Willen wij dus de vaste hoop hebben op ons sterfbed goed te biechten, laat ons, dikwijls en met een goede gesteltenis, dit heilzaam middel gebruiken; anders zouden wij aan een soldaat gelijken die zijn sabel in de schede laat beroesten en, als het uur van vechten gekomen is, van dezelve geen gebruik meer kan maken.

II. Over de laatste H. Communie

Jezus komt bij ons sterfbed, niet alléén in de persoon van de biechtvader, om onze ziel te zuiveren, maar Hij wil zelf in persoon tot ons komen, gelijk Hij tot de hoofdman van het Evangelie zei (Matt. VIII,7): Ik zal komen en hem genezen – Ego veniam et curabo eum. Hij wil ons zijn eigen Vlees en Bloed, als geestelijke teerspijs geven, opdat wij zouden bestand zijn de grote reis naar de eeuwigheid af te leggen.

1° Evenals de Biecht, is de H. Communie door een stellig gebod van God aan de stervende streng opgelegd. De H. Kerk heeft altijd geleerd dat het op doodzonde bevolen is aan allen die tot de jaren van discretie gekomen zijn, de H. Communie te ontvangen, zelfs als zij zonder ziekte, in gevaar zijn van sterven. – Nisi manducaveritis carnem Filii hominis, et biberitis ejus sanguinem, non habetitis vitam in vobis (Joan. VI, 54).Tenzij gij het Vlees van de Zoon des mensen eet en zijn Bloed drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. Dit gebod is dan enkel niet verplichtend, wanneer het onmogelijk is de H. Communie te ontvangen, of wanneer deze zonder oneerbiedigheid niet kan genut worden. Het is omdat deze laatste Communie zo streng verplichtend is, dat zij niet onderworpen is aan het gebod van nuchter te moeten zijn om ze te ontvangen, zodat zij op alle uren van de dag en van de nacht aan de zieken mag gegeven worden, zelfs als deze spijs of drank genut hebben.

2° Doch, al bestond er geen gebod deze laatste H. Communie te ontvangen, dan nog zou de stervende dit middel van zaligheid moeten gebruiken, dewijl het hem onontbeerlijk is in zijn uiterste, om hem te versterken, namelijk, om hem, in dit laatste ogenblik, als reispenning te dienen voor de eeuwigheid. Daarvan vinden wij een treffend zinnebeeld bij de profeet Elias (III. Kon. XIX). Op Gods bevel, had deze al de afgodenpriesters van de boze vrouw Jezabel vermoord. Jezabel, in gramschap onstoken, had de dood van de profeet gezworen. Elias was in tussentijd in de woestijn gaan vluchten en, gans vermoeid en afgemat, legde hij zich onder een boom te slapen. Maar God droeg zorg voor zijn dienaar, en zond een Engel, die hem water en brood verschafte; deze hem wekkende, sprak: “Sta op, Elias, en eet dit brood, want er staat u nog een lange reis af te leggen.” Elias benutte dit hemels brood, en daardoor sterk en kloek geworden, ging hij zonder nogmaals te eten, 40 dagen en 40 nachten totdat hij op de berg Horeb was gekomen. Ik wens, beminde parochianen, dat gij ook dit hemels brood, op de laatste stond van uw leven moogt ontvangen, opdat gij, daardoor versterkt tegen de duivel, tegen de wereld, en tegen het vlees, met kloeke stap vooruit moogt treden op de weg van de deugd, om zo op de berg van het eeuwig leven te mogen komen.

III. Over het H. Oliesel

Het is voor de barmhartige Zaligmaker een uitstekend grote weldaad de ziel van de stervende door de Biecht te zuiveren, of zelfs haar het geestelijk leven terug te geven, door haar zijn eigen Vlees en Bloed te voeden en te versterken! Maar zijn liefde zal nog verder gaan. Hij wil tevens ook, door het H. Oliesel, de Geneesheer zijn van ziel en lichaam tegelijk. Evenals de goede Samaritaan van het Evangelie (Luk. X, 33-36), is Jezus niet alleen bezorgd om de wonden van de zondaar te verbinden, maar Hij vertrouwt nog de gekwetste man toe aan de waard om voor hem zorg te dragen. Infirmatur quis in vobis…; – is iemand onder u ziek, zegt de H. Jacobus (Jac. V,14), hij hale de priesters der Kerk, en dat zij over hem bidden, hem met olie zalvende in de Naam des Heren. Het H. Oliesel is dus het Sacrament van de zieken, en aan dezen zo eigen dat de gezonden het zelfs niet kunnen ontvangen. Welnu, is dit H. Sacrament noodzakelijk? Alhoewel er geen stellig gebod bestaat dit te ontvangen, is het nochtans een zo krachtig middel ter zaligheid dat het, zonder vermetelheid, niet mag verwaarloosd worden. Ja, de H. Kerk leert ons dat het zelfs, in zekere gevallen, namelijk als het onmogelijk is te biechten of een volmaakt berouw te verwekken, als enig middel van vergiffenis dient, en dat het dan, bijgevolg, volstrekt noodzakelijk is ter zaligheid.

IV. Over de Pauselijke zegen.

De Pausen van Rome, wel wetende hoe gewichtig het ogenblik van de dood is, dewijl ’s mensen eeuwig geluk of ongeluk daarvan afhangt, zijn altijd bezorgd geweest om, voor de stervenden, de schatten der H. Kerk mildelijk te openen, en menigvuldige aflaten te vergunnen. Daarom hebben zij, reeds sedert lang, aan de bisschoppen de macht verleend aan de stervenden de Pauselijke Zegen te geven, of “de Generale Absolutie”, waaraan een bijzondere, volle aflaat vastgehecht is.

Om deze te verdienen, moet de zieke een goede biecht gesproken, en de H. Communie waardig ontvangen hebben, indien het mogelijk is. Zo niet, moet hij ten minste uitterharte leedwezen hebben over zijn zonden, de zoete Naam “Jezus” uitdrukkelijk of inwendig aanroepen en de dood, als boete der zonde, uit de handen Gods verduldig aanvaarden. Hedendaags echter, tot meerdere troost en meerder heil der zielen, hebben de bisschoppen deze macht verleend aan al de priesters die de HH. Sacramenten der stervenden mogen bedienen.

Ziedaar, beminde parochianen, de vier krachtige hulpmiddelen die Christus en zijn H. Kerk ons ter hand stellen, om de natuurlijke angst der dood te verzachten. Willen wij dus ons graf en onze eeuwigheid gerust tegemoet zien, dan moeten wij, van nu af, een goed en herhaald gebruik maken van de Biecht en de H. Communie, en aan Jezus vragen om later de H. Olie met de Pauselijke Zegen te mogen ontvangen. Dan, gelijk er een Engel uit de Hemel gekomen is om Jezus in zijn angstige doodstrijd te versterken, zal de goede God aan uw sterfbed een andere Godsgezant zenden, de priester, met de laatste HH. Sacramenten, om uw ziel te zuiveren, en haar met het Brood der Engelen te voeden, en dan ook zal men van u met waarheid mogen zeggen: Beati mortui, qui in Domino moriuntur – Zalig zijn de doden die in de Heer sterven (Openb. XIV, 13). Amen.

 

Uit: Sermoenen van Kannunik d’Hoop, Pastoor-Deken van O.L.V. (St-Pieters) Gent; Verzameld en bewerkt door R. De Steur, onderpastoor van O.L.Vrouw (St. Pieters), Gent, A. Siffer, Drukker, 1900


Imprimatuur:

Wij geven volgaarn onze goedkeuring aan de grondige en stichtende sermoenen van wijlen de ieverigen en geleerden heer Deken Kannunik V. d’Hoop, en wij bevelen ze der geestelijkheid van ons bisdom ten zeerste aan.

Gent, 4 april 1900.

+ Antonius, Bisschop van Gent

 

1 reactie »

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: