Navolging van Christus: Over het inwendig gesprek met God
De Navolging van Christus
Tweede traktaat – Wenken aangaande het inwendig leven
Hoofdstuk 1 Over het inwendig gesprek met God
Het rijk Gods in binnen u, zegt de Heer (Luc. 17.21) Bekeer u uit geheel uw hart tot God, en laat deze ellendige wereld varen, en uw ziel zal rust vinden. Leer het uitwendige versmaden, en u op het inwendige begeven; en gij zult het rijk Gods in u zien komen. Want het rijk Gods is vrede en blijdschap in de Heilige geest, en dat wordt aan goddelozen niet gegeven. Christus zal tot u komen, en u zijn troost openbaren, indien gij Hem een waardige woonstede in uw binnenste bereidt. Al zijn glorie en schoonheid is inwendig, en in het binnenste heeft Hij zijn behagen. Een inwendige mens bezoekt Hij dikwijls; Hij spreekt hem liefelijk aan, Hij troost hem minnelijk, Hij geeft hem overvloedige vrede, en Hij houdt een gemeenzaamheid die alle verbazing wekt.
Moed dan, getrouwe ziel, bereid uw hart voor die Bruidegom, opdat Hij zich gewaardige tot u te komen en in u te wonen. Want Hij spreekt aldus: Indien iemand Mij liefheeft, hij zal mijn woorden onderhouden, en Wij zullen tot hem naderen, en bij hem ons verblijf vestigen (Joh. 14.23). Maak dan in uw hart plaats voor Christus, en sluit alle andere dingen buiten. Als gij Christus bezit, dan zult gij rijk zijn; Hij alleen zal u genoeg wezen. Hij zal u van alles voorzien, en getrouw uw belangen behartigen zodat gij niet nodig hebt op mensen uw hoop te stellen.
Want de mensen veranderen licht, en feilen eensklaps: maar Christus blijft in eeuwigheid, en Hij helpt ons standvastig tot het einde toe. Daar is niet veel staat te maken op een broos en sterfelijk mens, al moge hij u veel goed doen en uw vriend zijn. Ook moogt gij u niet zeer bedroeven als hij somtijds u wederstreeft en tegenspreekt. Die heden met u zijn, kunnen morgen tegen u opstaan, en omgekeerd, want zij draaien gelijk de wind. Stel gans uw betrouwen op God, en dat Hij alleen uw vrees en uw liefde zij. Hij zal voor u optreden, en zal alles ten beste schikken. Gij hebt hier geen blijvende woonstede (6): waar gij zijt, zijt gij een pelgrim en een vreemdeling, en gij zult geen rust smaken, tenzij gij innig met Christus verenigd zijt.
Wat wilt gij hier rondzoeken, aangezien het hier de plaats van uw rust niet is? In de hemel moet uw woning zijn, en als in ’t voorbijgaan, moet gij al het aardse beschouwen. Alles gaat voorbij, en gij daarmede desgelijks. Zie toe dat gij u daaraan niet hecht; om niet gevangen te zijn en verloren te gaan. Uw gedachten zullen bij de Allerhoogste zijn, en uw gebed moet zonder ophouden tot Jezus Christus opklimmen. Indien het hemelse te verheven is voor uw gedachten, berust dan in het lijden van Christus, en woont gaarne in zijn heilige wonden. Want zo gij met liefde uw toevlucht neemt tot de wonden en dierbare wondtekenen van Jezus, zo zult gij een grote versterking in het lijden gevoelen; gij zult u weinig bekommeren om de verachting der mensen en al hun lasterwoorden licht verdragen.
Christus ook werd op de wereld door de mensen versmaad, en in zijn grootste nood hebben zijn vrienden en bekenden Hem in de schande gelaten. Christus heeft willen lijden en misacht worden en gij durft over iets te klagen! Christus heeft vijanden en kwaadsprekers gehad, en gij wilt allen tot vrienden en weldoeners hebben? Waarvoor zal uw geduld dan gekroond worden, indien u geen tegenspoed overkomt? Indien gij geen tegenkanting wilt lijden, hoe zult gij dan de vriend van Christus zijn? Lijd met Christus en om Christus, indien gij met Christus wilt heersen.
Indien gij eens volkomen in Jezus’ binnenste waart doorgedrongen, en een weinig van zijn brandende liefde gesmaakt had, dan zoudt gij u om eigen gemak of ongemak weinig bekreunen, maar gij zoudt u eerder verblijden als gij versmaad wordt, want de liefde van Jezus leert de mens zichzelf versmaden. Hij, die Jezus en de waarheid bemint, die oprecht het inwendige leven beoefent en vrij is van alle ongeregelde neigingen, mag zich met vrijheid des harten tot God keren, in de geest zich verheffen boven zichzelf, en in genieting rusten.
Hij, die alles acht zoals het werkelijk is, en niet zoals het door de mensen geacht wordt, is waarlijk wijs, en meer onderricht door God dan door de mensen. Wie in zijn binnenste weet te leven, en van de uitwendige dingen weinig werk maakt, die zoekt naar geen plaats of wacht naar geen bepaalde tijden om zijn godsvrucht te oefenen. Een inwendig mens keert spoedig tot zichzelf terug; omdat hij zich nooit geheel uitstort naar buiten.De uitwendige arbeid of bezigheid, die soms nodig is, hindert hem niet; maar gelijk de dingen voorvallen, schikt hij zich daarnaar. Wie van binnen wel gesteld is en geregeld, bekommert zich niet om zonderlinge of ergerlijke daden van mensen. De mens wordt zoveel belemmerd en verstrooid, als hij zich de uitwendige dingen aantrekt.
Indien gij van binnen wel en gans gezuiverd waart, zou alles u ten goede strekken, en u tot voordeel dienen. Daarom mishagen en storen u dikwijls vele dingen, omdat gij aan uzelf niet wel afgestorven zijt, en niet geheel onthecht aan het aardse. Niets besmet en belemmert zozeer het hart van de mens, als ongeregelde liefde tot de schepselen. Indien gij de uitwendige troost niet zoekt, zo zult gij het hemelse kunnen beschouwen en dikwijls de inwendige blijdschap gevoelen.
Oefening
Open uw hart voor Jezus Christus, en sluit het voor al het overige; vlucht alle uitwendige dingen en houd u met de inwendige bezig : deze woorden, zeg ik, tonen ons dat het ware geluk en de ware verdienste van dit leven gelegen zijn in zich tot het binnenste van zijn gemoed te keren en zich tot God te begeven door een eerbiedig aandenken van zijn tegenwoordigheid en door een gedurige verheffing van zijn hart tot Hem. Een ingekeerde geest, een getrouw hart zijn het kenteken van een inwendige mens, en van een christen die de Heer in geest en in waarheid aanbidt: dit wil zeggen, die aan God de inwendige eer bewijst, welke men aan zijn opperste grootheid verschuldigd is, en die zo noodzakelijk is voor een ziel, die alleen bestaat om door God te leven en aan God te zijn. Dit verblijf van God in de ziel, en deze innige vereniging van de ziel met God, door de verheffing van het hart, door smekingen, door zuchten, door volkomen overgeving van zichzelf aan God, doet de ziel een inwendig, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven vinden – doet haar als een paradijs op deze wereld smaken, en is voor haar als een voorafgaande bezitting van het hart en van het geluk van God zelf. Mijn voornemen is mijn zinnen te versterven, mijn geest met geen ijdele, nutteloze gedachten meer bezig te houden, en over mijn hart te waken, om daarin niets binnen te laten, dan wat mij opwekt om Jezus Christus te vrezen en Hem te beminnen. Al het overige zal voor mij wezen alsof het niet bestond: en vooral wil ik mij toeleggen om Jezus Christus te kennen, te beminnen en Hem na te volgen; om tevreden te zijn met alles voor Hem, en gelijk Hij te lijden, ten einde eens met Hem te heersen. O mijn ziel, haak niet dan naar zijn liefde, leef niet dan voor hem en verlang alleen het geluk van hem te bezitten.
Gebed
Minnelijke Zaligmaker, o leven van mijn ziel, o enig voorwerp van mijn vertrouwen en enig onderpand van mijn zaligheid, kom in mij, neem bezit van mijn hart: het is geheel voor U; prent daarin de geest van uw geheimen, de inwendige gesteltenis van uw heilig Hart, de deugden die Gijzelf hebt beoefend; maak, dat mijn hart, door uw geest bezield, levend door uw leven, en als met uw rechtvaardigheid bekleed, aan U meer dan aan zichzelf toebehore; maak, dat Gij het zijt die daarin leeft, en dat het door een gelukkige verrukking zich geheel aan U overlatende, niets meer onderneme dan door de bewegingen van uw hart. Amen.
Beste Michaël,
Dank u wel en wees gezegend, dit is een heel mooi stuk. is daar nog een hoofdstuk van, het mooi verhelderend en ge begint zaken anders te zien.
met vriendelijke groeten,
Erwin Jacob
LikeLike