Het Geheim van Fatima – Deel 1: de verschijningen in 1916-1917 en het grote zonnewonder

We hebben dit jaar twee delen van de film ‘Het Geheim van Fatima’ gepubliceerd. Maar omdat het afwerken van de film te intensief is en we sinds de publicatie van deel 2 geen vorderingen meer hebben gemaakt, hebben we besloten de tekst de publiceren in verschillende delen, met illustratiemateriaal en eventueel een bijbehorende video. We zullen beginnen vanaf deel 1 (met bijhorend filmdeel). Fatima is zó actueel vandaag dat we u deze informatie niet willen onthouden. Gods zegen!
De verschijning van de Engel
De lente van 1916. De oorlog woedde volop in Europa. In een klein dorpje in Portugal, Fatima, ver van het oorlogsgeweld, verscheen een engel aan drie herderskinderen, Jacinta, Francisco en hun nicht Lucia. Tijdens de eerste verschijning, in april of mei 1916, leerde de Engel de kinderen dit gebed:
“Mijn God, ik geloof in U, ik aanbid U, ik hoop op U en ik bemin U. Ik vraag U vergiffenis voor hen die niet in U geloven, U niet aanbidden, niet op U hopen en U niet beminnen.”
Nadat hij dit gebed driemaal had herhaald, stond hij op en zei:
“Bidt aldus. De Harten van Jezus en Maria luisteren naar de stem van jullie gebeden.”
En hij verdween. In oktober 1916, verscheen de engel met in de hand een kelk en boven de kelk een Hostie, waaruit enige bloeddruppels in de kelk vielen. Hij liet de kelk en de Hostie in de lucht zweven, knielde neer op de grond en bad driemaal volgend gebed:
“Allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest, ik aanbid U diep en ik offer U op, het allerkostbaarste Lichaam en Bloed, de ziel en de Godheid van Jezus Christus, tegenwoordig in alle tabernakels van de wereld, tot eerherstel voor de versmadingen, heiligschennissen en onverschilligheid waardoor Hij beledigd wordt. En om de oneindige verdiensten van Zijn allerheiligste Hart en van het Onbevlekt Hart van Maria bid ik U om de bekering van de arme zondaars.”

Dan stond de Engel op en nam weer de kelk en de Hostie. De Hostie gaf hij aan Lucia en de inhoud van de kelk gaf hij te drinken aan Jacinta en Francisco. Daarbij sprak hij de woorden:
“Neemt en drinkt het Lichaam en het Bloed van Jezus Christus, vreselijk beledigd door de ondankbare mensen. Biedt eerherstel voor hun misdaden en troost uw God.”
Opnieuw knielde hij neer op de grond en herhaalde driemaal met de kinderen hetzelfde gebed: “Allerheiligste Drie-eenheid,…” Dan verdween hij.
De kinderen waren diep onder de indruk van dit gebeuren, maar vertelden het niemand. Gedurende de maanden daarop baden zij regelmatig de gebeden die de engel hen geleerd had, en boden zij de Heer verstervingen aan, voor de zondaars. De engel leerde hen het gebed om eerherstel te brengen voor de beledigingen, heiligschennissen en onverschilligheid tegenover de Heer in het Heilig Tabernakel, en maande hen aan tot verstervingen en bereidde hen voor op de komst van de Moeder Gods. Het eerherstel aan het heilig Sacrament werd bijzonder benadrukt in Fatima, en dat nog lang voordat onder meer de staande handcommunie werd geïntroduceerd.
De verschijningen van Onze Lieve Vrouw in 1917
Het volgende jaar, op 13 mei 1917 was het dan zo ver. Toen ze aan het spelen waren in de Cova da Iria, terwijl ze de schapen hoedden, verscheen hen Onze Lieve Vrouw. Lucia zei daarover:
“In het licht dat haar omgaf, zag men een Dame van volmaakte schoonheid. Wij waren er al zo dicht bij, dat wij enigszins binnen de lichtkrans stonden die haar omgaf.”
De kleinen schrokken en wilden vluchten. Maar de verschijning keek minzaam op hen neer en stelde hen gerust:
“Vreest niet. Ik doe u helemaal geen kwaad…”
Onze Lieve vrouw sprak:
– “Ik kom u vragen zes maanden achter elkaar de 13de van de maand hier naartoe te komen op hetzelfde uur. In oktober zal ik u zeggen wie Ik ben en wat Ik verlang.”
Vervolgens vroegen zij de Dame of zij naar de Hemel zouden gaan. Het antwoord was ja, maar Francisco moest eerst veel rozenhoedjes bidden. Verder vroeg Onze Lieve Vrouw de kinderen het volgende:
“Wilt ge u aan God aanbieden, om offers op te dragen en gaarne alle beproevingen te aanvaarden die Hij u wil overzenden, tot eerherstel voor de zonden waardoor de Goddelijke Majesteit beledigt wordt, om de bekering der zondaars te verkrijgen en tot eerherstel voor de godslasteringen en voor alle beledigingen aangedaan aan het Onbevlekt Hart van Maria?”
De kinderen antwoordden volmondig “ja.” Daarna zei de Dame:
“Gij zult thans veel te lijden hebben, maar de genade van God zal u kracht geven.”
Lucia schrijft later:

“Bij het uitspreken van de laatste woorden: “De genade van God zal u kracht geven””, opende O.L.Vrouw voor de eerste keer haar handen. Zij deelde ons een licht mee, zo intiem, dat het doordrong tot ons binnenste, ja tot de bodem van onze ziel. Het deed onszelf aanschouwen in God – Hijzelf was dat licht – klaarder dan wanneer wij onszelf hadden gezien in de zuiverste spiegel. Dan, onder de drang van een inwendige impuls, die ons ook werd medegedeeld, vielen wij op de knieën, terwijl wij inwendig herhaalden: “O Allerheiligste Drie-eenheid, ik bemin U. Mijn God, ik bemin U in het H. Sacrament.“”
Een weinig later spoorde de Verschijning de kinderen aan, elke dag godvruchtig het rozenhoedje te bidden voor de vrede. Vervolgens steeg zij omhoog, zonder dat Haar voeten bewogen, tot Zij verdween in het licht van de zon. Dit was de eerste verschijning.
Het was nu heel anders als na de verschijning van de engel. Lucia verklaarde:
“De verschijning van O.L.Vrouw, hield ons gevangen in het bovennatuurlijke, maar op zachte wijze. In plaats van dat soort vernietiging onder het gewicht van de tegenwoordigheid Gods, die ons ook fysisch drukte, liet deze verschijning ons een vrede en een vreugde, welke ons niet belette onmiddellijk te praten over het geen was voorgevallen.” Algauw kwamen de ouders en familieleden het te weten, en ging het gerucht de ronde dat de drie kleine herdertjes Onze Lieve Vrouw hadden gezien.
Dan kwam de verschijning van juni, en daarna die van juli…
13 juli 1917 –Er bevonden zich nu 5 à 6000 mensen in de Cova da Iria. Ook de vader en de moeder van Francisco en Jacinta waren aanwezig. Met moeite baanden de herdertjes zich een weg door het volk. Iedereen wilde ze van dichtbij zien en met hen spreken. Velen hadden hun de één of andere intentie voor te stellen welke zij aan O.L.Vrouw moesten aanbevelen.
De kinderen baden de Rozenkrans. Dan, een lichtflits! Opnieuw stond de Dame vóór hen. De omstaanders zagen Haar niet. Lucia deed teken neer te knielen. Gewillig gehoorzaamden de duizenden. Een kleine, witte wolk, hing over de plaats van de verschijning en omgaf de zieners. Het licht van de zon verminderde en ook de warmte. Heel de Cova ademde een sfeer die niet van deze wereld is.
Lucia vatte moed. En weer kwam uit haar mond dat eenvoudige en toch zo rijke woord, het schoonste dat de aarde aan de hemel kan zeggen:
“Wat verlangt U van mij?”
De Dame vroeg, de 13de van de volgende maand terug te komen. Voor de derde keer drukte Zij hun op het hart de Rozenkrans te bidden ter ere van Maria, opdat Zij voor de wereld de vrede zou bekomen. Men had Lucia voorgesteld de naam te vragen van de Dame. Ook moest zij verzoeken om een wonder, opdat allen de echtheid der Verschijning zouden erkennen. Maar O.L.Vrouw antwoordde, dat zij eenvoudig elke maand moesten terugkomen. In oktober zou Zij zeggen wie Zij was en wat Zij verlangde. Dan ging Zij ook een groot mirakel doen, om allen te doen geloven.
Maria wekte de zieners, en vooral Lucia, op tot nieuwe ijver:
“Offert u voor de zondaars en zegt dikwijls, maar vooral wanneer ge een offer brengt: ‘O Jezus, het is uit liefde tot U, voor de bekering van de zondaars en tot eerherstel voor de beledigingen aangedaan aan het Onbevlekt Hart van Maria.’”
Plotseling veranderde de gelaatsuitdrukking van de kinderen. Zij zagen naar de grond. ’t Was als beefden zij van schrik. Op een gegeven ogenblik slaakte Lucia een diepe zucht. “O!” riep zij uit. Daarna keken de kinderen weer naar het boompje waarboven de Dame zich vertoonde. Maar ook nu lag een uitdrukking van grote bezorgdheid, ja van droefheid, over hun gelaat. Alvorens afscheid te nemen, verzocht de Dame:
“Als gij het rozenhoedje bidt, moet ge op het einde van elk tientje zeggen: ‘O Jezus, vergeef ons onze zonden, behoed ons voor het vuur van de Hel, voer ten hemel alle zielen, vooral die welke het meest Uw barmhartigheid nodig hebben.’”
-“Verlangt U anders niets van Mij?” vroeg Lucia.
-“Neen, anders verlang Ik niets.”
en Zij verdween.
Onmiddellijk verdrong zich de menigte rond de kleine zieners. Wat had de verschijning gezegd? Vader Marto vreesde, dat men zijn dochtertje dood zou drukken. Hij nam Jacinta in zijn armen en droeg ze naar huis. Des te meer werden Lucia en Francisco nu met vragen bestormd. Wat men vooral wilde weten, was de reden van de vrees en de droefheid welke zich onder de verschijning op hun gelaat had afgetekend. Waarom had Lucia zo diep gezucht? De zienertjes schenen verlegen met deze vragen. Eindelijk zei Lucia:
– “Het is een geheim!”
– “Goed of slecht?”
– “Het is voor het welzijn van ons drieën.”
-“En voor de mensen?”
-“Het gaat ook over de mensen. Voor sommigen is het goed, voor anderen slecht.”
25 jaar bleef dit geheim voor de wereld verborgen. O.L.Vrouw had uitdrukkelijk zo bevolen, toen zij Lucia en Jacinta op het hart drukte: “Zeg het niemand. Aan Francisco moogt ge het echter zeggen.” Francisco namelijk, zag enkel de verschijning, maar hoorde haar niet. De kinderen gehoorzaamden. Geen vleierij of bedreiging kon hun mond ontsluiten.
Drie maanden later, op 13 oktober 1917, vond de laatste verschijning plaats in Fatima. Onze Lieve Vrouw had tevens op die dag een groot mirakel beloofd.
In Vlaanderen werd in die dagen de derde slag om Ieper gevochten, beter bekend als de bloedige slag om Passendale, waarbij duizenden en duizenden soldaten sneuvelden in de modder van de Vlaamse velden.

De Cova da Iria was op die dag een grote mensenzee. 50,60, 70.000 personen waren er aanwezig. Men zag er eigenaars van belangrijke fabrieken en eenvoudige werklieden, corres-pondenten van grote kranten en ongeletterden, gelovigen van de oude stempel en verwaande vrijdenkers: alle standen, alle klassen, alle gedachten waren hier vertegenwoordigd. Het regende.
O.L.Vrouw stelde het geloof en de liefde van al die duizenden mensen op een zware proef. Het bleef regenen. Een uitdagende kille regen. En toch dacht niemand eraan heen te gaan. Integendeel, steeds meer bedevaarders kwamen toe. De Cova da Iria was een ware modderpoel. De mensen waren doornat. Met treffende godsvrucht en roerend vertrouwen werd niettegenstaande alles gebeden.
Dan naderden de zieners; Ze waren op hun zondags. Lucia en Jacinta in ’t wit met blauwe “manto”. In de armen droegen zij bloemen, welke de mensen hun gegeven hebben.

Met moeite baanden zij zich een weg door het vol, waarna ze bleven staan voor de kleine steeneik, waarvan niet veel meer is overgebleven. Boven de kale stam stond een soort van triomfboog, uit drie ruwe palen, met daarboven een kruis. Aan de dwarsbalk hingen twee brandende lantaarns. Aller ogen waren op dit eenvoudig gedenkteken gericht.
Plotseling hielden de kleinen op met bidden. Ze zijn verslonden in bewondering voor de heerlijk schone Dame. Drie maal zag de menigte een witte wolk neerdalen op de plaats van de verschijning. En driemaal steeg ze weer ten hemel. Men zou zeggen, een wierook wolk ter ere van de Moeder van God, wier maagdelijke voet de aarde betrad. Met volle teugen dronken de kinderen deze hemelse schoonheid. Is het niet voor de laatste keer op deze wereld? Na enige ogenblikken hoorde men te midden van de indrukwekkende stilte de rustige stem van Lucia:
“Wie zijt u en wat verlangt u van mij?”
Plechtig zegt de Verschijning Haar naam:
“Ik ben Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans.”
En zij vervolgt:
“Ik ben gekomen om de gelovigen aan te sporen van leven te veranderen; O.L. Heer, die zo beledigd wordt, niet meer door de zonde te bedroeven; de heilige Rozenkrans te bidden; zich te beteren en boete te doen voor hun zonden. Ik verlang op deze plaats een kapel ter Mijner eer.” Als de mensen zich beteren, zal de oorlog spoedig eindigen. Ik zal uw gebeden verhoren.”
Dan wees de Verschijning op de zon. Instinctmatig riep Lucia:
“Kijk naar de zon!”
Plots hield de regen op en brak de zon door de wolken. Zij geleek op een zilveren schijf. Ze begon rond te draaien met een grote snelheid, als een rad van vuur. In alle richtingen slingerde ze bundels licht in alle kleuren van de regenboog: geel, groen ,rood, blauw, violet… Alles om hen heen was in die kleuren te zien: de bomen, de rotsen,… Het schouwspel herhaalde zich driemaal. Daarna begon de zon te zigzaggen en werd ze reusachtig groot; ze leek almaar dichterbij te komen.
De mensen dachten dat hun einde gekomen is, begonnen te gillen en riepen: “Mijn God, ik geloof in U;”; “Mijn God, barmhartigheid”; en ze begonnen te bidden. De meesten vielen op hun knieën in het slijk. “Mirakel, mirakel…” werd er geroepen.

Opeens hield het zonnewonder op. Tien minuten had het geduurd, ten aanschouwen van al diegenen die hier waren samengekomen. Er werden zelfs foto’s van genomen. Ook buiten de Cova da Iria hadden velen het mirakel gezien. Sommigen zelfs op een afstand van 40 tot 50 km van de plaats der verschijningen. In een dorpje op 10 km van Fatima woonde een ongelovigen, die zich die ganse morgen geërgerd had wegens al die mensen die voor zo’n onnozele kinderen zulk een lange reis ondernamen. Bij het aanschouwen van het zonnewonder stond hij bewegingsloos, onthutst naar het mirakel te kijken. Plots viel hij, als door een bovennatuurlijke macht aangegrepen op de knieën te midden van al het volk dat hem omringt. Met de handen ten hemel riep hij schreiend uit: “Nossa Senhora! Nossa Senhora!”

Onbeschrijfelijk was de geestdrift van het volk na het geen in de Cova da Iria had plaatsgehad. Deze geestdrift werd nog groter door een tweede wonder. Na de dans van de zon bemerkte men dat de kleren – even tevoren nog druipnat – totaal droog waren. Slechts met moeite konden de duizenden zich losmaken van deze plaats waar zij zo’n grote dingen gezien hadden. Thuis gekomen deelden zij hun ontroering mee aan allen die zij ontmoetten. Dagenlang werd in stad en dorp, in huis en in de winkel, op het bureau en in de fabriek over niets anders gesproken dan over de wonderbare feiten van de Cova da Iria. De pers, ook de anti-godsdienstige, droeg daartoe niet weinig bij.
De voornaamste krant van Portugal, “O SECULO”, onder de redactie van een bekend ongelovige en godsdiensthater, publiceerde lange verslagen over de gebeurtenissen van 13 oktober. En dat onder titels als deze: “Midden in het bovennatuurlijke: de verschijningen van Fatima,” en “Wonderbare dingen: de dans van de zon midden in de dag te Fatima.





