De zienster van Onkerzele tegen mensen die over evolutie begonnen: “Ik heb Adam zien geschapen worden, maar daarvoor had God geen aap nodig”
Uit “Het wonderbare leven van Leonie Van Den Dijck” (de notities van Gustaaf Schellinck):
Deel V: Leonie’s grote visioenen over het heelal en de vroegste menselijke geschiedenis – hoofdstuk 1.7:
Wat betreft het feit dat de mens geschapen werd en geplaatst boven al het geschapene op aarde, dus als een koning, heeft betrekking zowel op het verblijf in het Aards Paradijs als het verblijf op aarde na de zondeval. Zoals de volmaakte staat waarin Adam en Eva geschapen werden ook zou overgaan op hun nakomelingen en hen plaatste boven al het geschapene in het Paradijs, zo ook blijft de gevallen mens die op aarde vertoeft, verheven boven alles wat op aarde geschapen werd en blijft hij koning over alles wat op aarde aan levende en niet-levende wezens bestaat. Volgens onze aardse begrippen is er geen vergelijking mogelijk tussen de volmaakte mens in het Paradijs en de gevallen mens op aarde. Deze onbegrijpelijke verhouding blijft ook bestaan wat betreft: dieren, planten, enz. Met de zondeval ontwaardde alles wat op aarde was met de mens mee. Het is dus totaal onmogelijk ons een denkbeeld te vormen over wat de volmaakte staat is waarin Adam en Eva in ’t Paradijs waren, met onze gevallen natuur bezitten we geen maatstaven die een vergelijking mogelijk maken. Hoe zouden we ons een denkbeeld kunnen vormen, als Leonie zegt: de dieren in het Paradijs staan in waardigheid boven de gevallen mens op aarde? Hier voegt ze er nog aan toe: vóór de zondeval: geen lijden, geen pijnen, geen zorgen, geen kommer, geen zwoegen noch wroeten, geen onrust, geen ellende, dat alles was de volmaakte mens onbekend. Na de zondeval op aarde: wel pijnen, lijden, zorgen, kommer, verdriet, zwoegen, zweten, wroeten, onrust, ellende, ziekte enz…
Hoofdstuk 1.9:
Wat betreft het feit dat de mens van de aap zou afstammen, herinner ik me dat destijds vele geestelijken die haar kwamen bezoeken, dat punt ook altijd aanraakten, zowel seminaristen als priesters, evenals paters en broeders, tot zelfs godgeleerden toe (ze gaven zich toch daarvoor uit). De meesten kwamen met drie, vier of vijf personen samen, soms waren er wel meer. Al deze personen en groepen, telkens het over de schepping te pas kwam, wilden Leonie ervan overtuigen dat de mens, dus Adam, zou afstammen van een dier, namelijk van de aap. Volgens hun uiteenzetting kon dat voor ons, mensen niets vernederends inhouden, gezien God ook de dieren, en dus ook apen geschapen had. Het enige verschil zou hierin bestaan hebben (tussen de alzo geschapen mens en het dier, d.i. de aap), dat God een redelijke ziel in de mens had gestort met het gevolg dat hij aldus ver boven de dieren verheven werd, en daardoor vanzelf als koning over alle levende en niet-levende wezens aangesteld werd.
Meestal hadden zulke bezoekers geen tijd meer om nog verder te spreken, daar Leonie alsdan reeds in haar vuur geschoten was, en met enkele woorden alle monden wist te snoeren. Ik weet met de meeste zekerheid dat ze schande sprak over de instellingen en inrichtingen waar dergelijke onzinnigheden onderwezen werden, en ze nam geen blad voor de mond om al deze leermeesters aan de kaak te stellen, en nog zoveel te meer als het katholieke instellingen en professoren betrof. Gewoonlijk noemde ze deze opvoeders: onverantwoordelijke dwazeriken en voegde erbij: ja, dat zijn zo van die grote bol- of stalantaarnen die veel plaats innemen, maar met een klein, zeer klein lichtje erin dat maar weinig of bijna geen licht geeft. Terwijl ze intussen reeds opgesprongen was, vervolgde ze: Ik heb Adam zien geschapen worden, maar daarvoor had God geen aap nodig of ook geen ander dier. Ik heb gezien hoe dat gebeurd is en kan daar over meespreken, maar al die geleerde snullen vertellen eenvoudig voor waarheid wat in hun ziek hoofd werd uitgebroed, of wat ze van anderen hoorden vertellen. Ze vervolgde dan gewoonlijk: ik heb oprecht medelijden met u voor al die schone tijd dat ge alzo op de schoolbanken moet verslijten en ’t ware veel beter dat ze daarvoor mannen aanstelden, bekwaam om u zaken te onderwijzen waaruit ge tenminste veel nut zoudt kunnen trekken voor de staat die ge gekozen hebt, om later als echte zieleherders uw ambt te kunnen vervullen!
Als ze dan zekerheid had dat ze soms maar napraatten wat ze zelf gehoord hadden, en ze verder geen kwade inzichten hadden of opzettelijk spot verkochten, dan sprak ze hen wel eens over de schepping van de mens, met mindere of meerdere details, om uiteindelijk het geval an de aap van de baan te helpen.
Uit: Gustaaf Schellinck – Het wonderbare leven van Leonie Van den Dijck – uitgave van de kleinkinderen van Leonie samen met het Komiteit voor de zaak Leonie van de Dijck z.g. – Onkerzele – 1994
Mensen die geïnteresseerd zijn kunnen via het contactformulier het boek bestellen over “evolutietheorie ontkracht”. Daarin haal ik (in hoofdstuk 3) o.a. de visioenen van de Zalige A.K.Emmerick aan m.b.t. schepping, zondeval en zondvloed.